Cultuur met kleine c

Het wereldkampioenschap veldrijden zal op zondag 3 februari 2013 live te bekijken zijn op één. Niets merkwaardig, ware het niet dat het WK dit jaar plaatsvindt in het Amerikaanse Louisville, in een stad waar bewoners pas ontwaken wanneer in België menig veldrijder zich al van kop tot teen onder de modder bevindt. Zes uur is het tijdsverschil. Zes uren die ervoor zorgen dat de wedstrijd in België pas op zondagavond op de buis komt. In volle primetime nota bene, wanneer kleinzonen en grootmoeders voor het tv-scherm plaatsnemen op zoek naar de nodige ontspanning.

“Ongehoord”, klonk het buiten de Reyerslaan in koor. Vlaams minister van Media Ingrid Lieten (sp.a) vroeg zich openlijk af waarom de VRT er niet voor opteerde het WK uit te zenden op OP12, het derde kanaal van de openbare omroep dat speciaal opgericht werd voor “dergelijke eenmalige sportevenementen”. Vlaams parlementslid voor Groen Luckas Vander Taelen ging zelfs nog een stapje verder en noemde de actie van de VRT “een merkwaardige beslissing waarbij de openbare omroep haar uitwijkmogelijkheden negeert en het veldrijden opdringt aan een algemeen publiek.”

Dat een doelgroepkanaal als OP12 in deze kwestie genegeerd wordt, is inderdaad wraakroepend. Met een jaarlijks kostenplaatje van vier miljoen euro en een teleurstellend marktaandeel van twee procent na acht uur ‘s avonds kon OP12 gerust een duwtje in de rug gebruiken. De vele kritiek die de oprichting van het derde VRT-kanaal met zich meebracht, zou ook meteen in de kiem gesmoord worden indien hét sportevenement van de Belgische winter op OP12 te zien zou zijn.

Achter het commentaar op het falende OP12 zat evenwel nog een andere boodschap verscholen. Met hun kritiek op de beslissing van de VRT spraken minister Lieten en Vander Taelen tevens hun verbazing uit over de meerwaarde die een sportevenement tv-kijkend Vlaanderen kan bieden. Want, wat als OP12 niet zou bestaan en de openbare omroep dezelfde keuze gemaakt zou hebben? De kritiek zou er niet minder om geweest zijn.

“Het fierljeppen van de Vlamingen”, betitelde Vander Taelen de cyclocross. Het is tekenend voor een maatschappij waarbij het onderschatten van de waarden die sport met zich mee kan brengen uitgegroeid is tot het standaard denken. Sport blijft in deze opvatting dan ook gewoon sport. Het meet zich niet de verheven kracht aan die muziek, theater of kunst schijnbaar wel hebben. Sport overleeft nog net de voorwaarden om gedefinieerd te worden als cultuur. Zij het dan wel met kleine c.

Archaïsch, zo kan men dit onwrikbare geloof nog het best omschrijven. Dat sportbeoefening geen maatschappelijke waarde zou hebben, is namelijk het prototype van een voorbijgestreefd vooroordeel. Sport profileert zich immers als een spiegel van de gemeenschap. Het is een activiteit waarin de deugden en de problemen van de maatschappij aanwezig en zichtbaar zijn. De wisselwerking gaat bovendien verder. Een ethisch verantwoorde sportbeoefening kan maatschappelijke problemen aankaarten of zelfs een oplossing toereiken. Het is geen toeval dat men net binnen de voetbalwereld racisme zo zwaar tracht aan te pakken of dat men het gebrek aan respect voor scheidsrechters aan een maatschappelijke tendens wijt. Sport vormt hier slechts de katalysator.

Sport opvatten als louter sport is dan ook grofweg fout. Sportbeoefening verdient het niet weggedrukt te worden in een hoekje, waar het losgekoppeld wordt van de maatschappelijke realiteit. Integendeel, de idee dat sport enkel tot functie heeft de massa te laten ontvluchten van de werkelijkheid, is achterhaald. Sport is geen escapisme. Het werkt net verheffend, kaart sociale thema’s aan en brengt verbondenheid.

Vorig jaar genoten 61.000 aanwezigen en anderhalf miljoen tv-kijkers van het wereldkampioenschap veldrijden in het Belgische Koksijde. Cijfers die de VRT dit jaar opnieuw zal trachten te halen. “Dergelijk populair sportevenement brengt mensen samen”, verwoordde directeur media Leo Hellemans het nog licht dysfemistisch. Met de programmering op zondagavond krijgt het WK veldrijden dan ook de kans om haar maatschappelijke kwaliteiten te benadrukken en zo de bevooroordeelde visie op sport een hak te zetten. Dat daarvoor het nieuwe quizprogramma van Marcel Vanthilt een week langer in de koelkast gehouden moet worden, is slechts een klein offer.

“Zolang ze me niet met stront bekogelen, blijf ik op het podium staan”

Hun namen ronken niet als die van Alex Agnew, aan het niveau van hun moppencanon  kan vaak nog wat geschaafd worden en van hun gage zou Xander De Rycke wel zeer ironische grapjes over zichzelf kunnen maken. Toch staan beginnende comedians elke week met grote passie op het podium. Het leven onderaan de humoristische ladder.

Het is al middernacht wanneer de grote massa nagrinnikend Villa Volta achter zich laat. Het cliënteel van het café in de Gentse studentenbuurt heeft zopas kennis kunnen maken met de frustraties van stand-upcomedian Nigel Williams. De Britse Berchemnaar vormde de hoofdact van een tienkoppig legioen voornamelijk beginnende performers. Gent, Antwerpen, Brussel en zelfs Rotterdam. Van heinde en verre troepten de helden van de avond samen voor een speeltijd van amper acht minuten. “Waarom ik een uur in de auto zit voor die kleine tien minuten afzien voor een micro?”, vraagt amateur Antoon Vanderstraeten zich af. “Voor de rush, natuurlijk.”

Plezier boven centen

“Dat gevoel herken ik”, vult comedian Harald Scheerlinck aan. De 23-jarige journalist bekijkt elk optreden als een nieuw examen. “Comedy brengen is jezelf volledig blootgeven aan mensen die je niet kent. Zullen ze lachen of niet? Dat is een vraag die altijd wel een zekere spanning met zich meebrengt.” Ondanks deze onzekerheid blijft Scheerlinck vooral plezier zoeken in zijn hobby. “Ik doe sinds 2009 aan stand-upcomedy en beschouw elk optreden nog steeds als de perfecte uitlaatklep. Zolang het publiek me niet met stront bekogelt, zal ik met veel plezier mijn objectiviteit als journalist blijven inruilen voor wat schenenschopperij op de bühne.”

Dat Scheerlinck in zijn hobby geen voetbalbedragen voorgeschoteld krijgt, stoort hem allerminst. “Eens je jouw vervoerskosten afgetrokken hebt, schiet er inderdaad niet veel meer over. Maar voor het geld doe je het uiteraard niet.” Dat beaamt ook Vanderstraeten. “Ik denk dat er hier vanavond niemand betaald wordt voor zijn of haar optreden. En waarom zou dat ook moeten? Als comedian krijg je hier net de kans om het podium te bestijgen. Zo kun je ervaring opdoen, plezier maken en misschien wel opgepikt worden door een bekende naam uit het publiek.”

De juiste piemels

Ondanks het vrijetijdskarakter van hun bezigheid, blijft ontdekt worden de stiekeme droom van elke beginnende comedian. “Vele performers willen natuurlijk graag professioneel bezig zijn met comedy”, meent Villa Volta-bezoeker en comedyliefhebber Tom Gryson. “Alleen, om dat te bereiken moet men hard investeren in materiaal en netwerk. Zo zou ik er vanavond wel mijn beste beentje voorzetten, wetende dat Nigel Williams in het publiek vertoeft.” Dat het kennen van de juiste mensen je carrière een duwtje in de rug kan geven, erkent ook Scheerlinck. “De ons-kent-ons-mentaliteit is ook in de comedybranche aanwezig. Al vertik ik het om aan de juiste piemels te zuigen. Ik wil het op eigen houtje doen, al sta ik zeker open voor tips van meer doorwinterde collega’s.”

Toch mag het belang van een goed opgebouwd netwerk niet overschat worden. “Als je goed genoeg bent, zullen die zogenaamde juiste mensen je echt wel vinden hoor”, is comedykenner Patrick De Witte van mening. De hoofdredacteur van het weekblad P-Magazine gelooft in het feit dat talent altijd komt bovendrijven. “Een goede comedian herken je aan zijn of haar materiaal. Zelfs een beginneling kan met een beperkt canon aan grappen reeds aantonen hoe talentrijk hij of zij wel niet is. Om een doorbraak te forceren is talent evenwel niet voldoende. Grappen moeten uitgetest, herschreven en perfect afgesteld worden. En dat kan maar op één manier: door vaak op te treden.”

Comedycollectief

Optreden, het hoge woord is eruit. Dat frequent spelen een vereiste is om als comedian te evolueren, staat als een paal boven water. Alleen, krijgen beginnende performers wel genoeg mogelijkheden om hun materiaal aan de man te brengen? “Hier in Villa Volta wordt er elke maand een Open Mic georganiseerd”, zegt Vanderstraeten. “In zo een formule krijgen beginnende comedians een tiental minuten speeltijd toegewezen. Ideaal om podiumvrees te overwinnen of nieuw materiaal uit te testen. Zelf durf ik ook wel eens een Open Mic organiseren en daarbij is iedereen welkom.

Daarnaast reiken ook vele cafés en jeugdhuizen de comedian een podium aan. “Dat klopt”, zegt Kris Van Spitael, die sinds 2010 aan stand-upcomedy doet. “Al moet men hier een kanttekening bij plaatsen. Veel van dergelijke locaties willen hun bezoekers een uitgebreid, gevarieerd en avondvullend programma aanbieden. Als beginner heb je vaak niet de naam of het materiaal om hieraan te voldoen. Deze speelplekken dreigen dan ook verloren te gaan.”

Om dit te vermijden verzamelen comedians zich in zogenaamde ‘comedycollectieven’. “Zelf ben ik lid van Independent Comedy, een collectief bestaande uit getalenteerde, maar nog niet erg bekende comedians”, gaat Van Spitael verder. “Doordat wij als groep naar buiten treden, kunnen wij jeugdhuizen en andere speellocaties een op humoristisch vlak afwisselende avond garanderen.” Ook Scheerlinck is verbonden met Independent Comedy. “Het collectief heeft mij al enorm geholpen in mijn carrière. Ik geef grif toe dat negentig procent van mijn optredens via Independent Comedy geregeld werden.”

Comedy Academy

Hoewel de echte kneepjes van het vak enkel geleerd kunnen worden op het podium, zoeken veel beginnende stand-upcomedians hun heil in workshops en masterclasses. “Ik heb één keer deelgenomen aan een workshop in het Antwerpse comedycafé The Joker”, vertrouwt Vanderstraeten me toe. “Naast de klassieke tips vond ik vooral de kritische kijk van professionele spelers op mijn materiaal bijster interessant. Zo maakte comedian Thomas Smith me in het midden van mijn optreden duidelijk dat ik een grap verprutst had door de clou te snel te vertellen. Het toont des te meer aan dat je dus vooral moet oefenen en optreden om beter te worden.”

“Dat is een stelling die ik enkel maar kan bevestigen”, zegt stand-upcomedian Bas Birker. De naar Antwerpen uitgeweken Nederlander is stichter van de Bas Birker Comedy Academy, een structurele organisator van professionele workshops en masterclasses voor beginnende comedians. “De Comedy Academy is eigenlijk niet zo revolutionair als het klinkt”, opent Birker. “Ons doel is simpelweg om beginners de basis van de stand-upcomedy bij te brengen en hen een speelplek aan te bieden.” De kritiek dat een uniforme aanpak als deze eenheidsworst oplevert, wuift Birker weg. “Door het feit dat er verschillende comedians als lesgever actief zijn, krijg je geen eenzijdige begeleiding. Verder geloof ik dat elke comedian uniek genoeg is qua persoonlijkheid, onderwerp en materiaal om zich niet om te laten toveren tot de nieuwe Bas Birker. Daar zit trouwens niemand op te wachten.”

Solidariteit

Dat professionele comedians beginners met raad en daad bijstaan, is alvast opmerkelijk te noemen. Vrezen de bestaande toppers dan niet voor hun eigen positie wanneer ze zelf komen aandraven met vers bloed? “De vaste waarden zijn allesbehalve protectionistisch ingesteld”, zegt De Witte. De Gentenaar ziet eerder een zekere solidariteit tussen de top en de basis van het comedygebeuren. “Toppers steken jonge talenten mee in hun voorprogramma of nemen een poulain onder hun vleugels die ze intensief coachen. Hierdoor wordt de scène automatisch gereguleerd en blijft de comedywereld op niveau presteren. Voor de meest grappige komieken zal er dus altijd wel plaats zijn op het grote podium.”

Ook onderling merken beginners weinig van eventuele concurrentie of jaloezie. “Binnen het collectief zijn we echt een bende vrienden geworden”, klinkt Scheerlinck opgetogen. “Gelukkig maar, de dag dat haantjesgedrag de bovenhand neemt, kap ik ermee.” Eenzelfde sfeer vinden we terug in Villa Volta. Uit de stilte voor elke debutant die de microfoon ter hand neemt, valt een diep respect af te leiden. Grappige performers worden luid toegelachen, gebuisden krijgen opbeurende woorden en opkikkerend gerstenat toegeschoven. “Ah”, relativeert Vanderstraeten nog een laatste keer de ambities van elke amateur. “Uiteindelijk doen we het allemaal maar om te lachen.”

“Sportgeschiedenis is meer dan sportieve feitjes”

Tegenwoordig kan in de aanloop naar sportwedstrijden een historische terugblik niet ontbreken. De drang naar een herinneringscultuur is stijgende, al vindt dat geen navolging op het academische niveau. Hoe komt het toch dat sporthistorici een marginaal verschijnsel blijven?

 Merckxiaans. In de wielerwereld wordt deze term te pas en te onpas getoetst aan hedendaagse wielerprestaties. Als een tijdloos begrip tracht het verbindingen te brengen doorheen een halve eeuw wielersport. Absurd, alsof de kleine koningin niet mee evolueert met haar tijd. Het gebruik van het epitheton Merckxiaans symboliseert de hedendaagse drang naar het verleden in de sportwereld. Een verleden dat een academisch verantwoorde aanpak verdient.

Herinnering =/= geschiedenis

Herinnering en geschiedenis worden vaak onterecht als één en hetzelfde aanzien. Dat terwijl de verschillen tussen beiden enorm zijn. “Dat klopt”, zegt Tom Van Aken, assistent sportgeschiedenis aan de UGent. “Sportgeschiedenis gaat veel verder dan louter het opsommen van sportieve feitjes. Het is een discipline die de maatschappij bestudeert aan de hand van sport. Het bestuderen van racisme, gender of religie gebeurt zo vanuit een nieuwe en verfrissende invalshoek.”

Daar is Jurryt van de Vooren, bezieler van de website http://www.sportgeschiedenis.nl, het volmondig mee eens. “Via sport kom ik vaak tot verrassende inzichten. Inzichten die mijn historische collega’s doorgaans volkomen ontgaan vanwege hun vooroordeel dat sportgeschiedenis louter de sport bestudeert. Zo gebruikte ik voor mijn afstudeeronderwerp voetbalclub Feyenoord als hefboom voor de maatschappelijke situatie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat was een perfect academisch verantwoord onderzoek.”

Oubollig imago

Deze misvatting over de taken van de sporthistoricus wordt doorgetrokken in de perceptie over de discipline. Al te vaak worden academische stukken geassocieerd met termen als saai en langdradig. “Het is moeilijk een evenwicht te vinden tussen de beschrijving van je bronnen en de aantrekkelijkheid van een artikel”, meent Van Aken. “Sportgeschiedenis moet optimaal investeren in de technologie van de eenentwintigste eeuw om haar imago op te krikken.”

Een belangrijke rol in deze drang naar meer populariteit is weggelegd voor de digitale revolutie. “Dankzij de technologische ontwikkelingen zijn we in staat onze bronnen op een leuke wijze aan de man te brengen”, klinkt van de Vooren opgetogen. “Foto’s en filmpjes slagen erin de meest saaie onderwerpen een leuke touch te geven. Via sociale media worden de artikels bovendien snel verspreid onder een breed publiek.”

Commerciële belangen

Een sporthistorisch artikel aanprijzen is één zaak. Dat ook commercieel aantrekkelijk maken is een totaal andere opdracht. “Vandaag zien we in de media vooral populaire sportgeschiedenis opduiken”, zegt Van Aken. “Kranten, tijdschriften en Tv-stations publiceren liever historische lijstjes en memorabele duels dan een sterk onderbouwde wetenschappelijke bijdrage. Vaak zijn die onderzoeken niet catchy genoeg om goed te verkopen.”

Eenzelfde trend kan men waarnemen in de literaire wereld. Dit marktlandschap wordt de laatste jaren gedomineerd door weinigzeggende biografieën en te feitelijke carrièreoverzichten van vergane gloriën. Hierdoor wordt het betere sporthistorische werk naar de achtergrond geduwd. “Vandaag de dag heeft men een bekende kop op de cover nodig wil men verkopen”, opent wielerauteur Patrick Cornillie. “Het probleem daarbij is dat men deze commerciële belangen boven de inhoudelijke bijdrage plaatst. Ik moet je niet vertellen dat zoiets nefast is voor onze sector.”

Slingerbeweging


Ondanks de weinige interesse voor diepgaande sporthistorische werken, meent de sector toch een betere toekomst tegemoet te gaan. “Doorheen de geschiedenis was elke nieuwe stroming het resultaat van een slingerbeweging”, graaft Van Aken in zijn geheugen. “Nu zijn we aanbeland in een tijdperk van lijstjes, maar op termijn zal er een tegenbeweging ontstaan waarbij men eerder een gefundeerde stelling verkondigd wil zien.”

Volgens Van Aken zal de sporthistoricus op dat moment zijn of haar nut moeten bewijzen. “Het correct hanteren en interpreteren van bronnen zal in de toekomst dan ook zeer belangrijk worden. Zo zal er meer geïnvesteerd moeten worden in ‘The Making of Belga Sport’ dan in het uiteindelijke programma zelf.” Dat de bronbehandeling ook in de literatuurwereld steeds van groter cruciaal belang zal worden, is volgens Cornillie een gelijklopende trend. “Er bestaat echt wel een markt voor sporthistorische literatuur. Die mensen verwachten een goed geschreven stuk met een kritische invalshoek en het nodige respect voor bronnen. Hopelijk zal deze vijver van geïnteresseerden in de toekomst wat groeien.”

Hoe de toekomst zich ook zal laten uitstippelen, de overgang van herinneringscultuur naar volwaardige sportgeschiedenis lijkt nog niet voor morgen. De drang naar het sportieve verleden vertaalt zich vooral in het opsommen van populaire weetjes of het vertellen van heroïsche verhalen over oppervlakkige gebeurtenissen. “Om academisch verantwoorde sportgeschiedenis echt op de kaart te zetten zijn er twee zaken nodig”, concludeert van de Vooren. “Arbeid en doorzettingsvermogen. Pas dan kunnen we om internationale erkenning vragen.”

Rode draad

Het wielerjaaroverzicht, steevast de hoogmis van de eindejaarslijstjes. Niets klinkt in deze feestperiode meer vertrouwd dan de schijnbaar neutrale stem van Karl Vannieuwkerke, het metaforische taalgebruik van Michel Wuyts of de spijkers met koppen die José De Cauwer zo graag slaat. Jaarlijks doen deze drie wielertenoren er ons weer aan herinneren wie de nooit te vergeten helden zijn van de net afgelopen wielercyclus. Euforie, blijdschap en heroïek vormen hierbij de dominante emoties. Elk jaar opnieuw weigeren we problemen, misleidingen, bedrog en negativisme een forum aan te bieden. Telkens weer. Behalve vandaag.

Vandaag kozen Vannieuwkerke en co voor de enige correcte rode draad die voorhanden was. Ofschoon de prestatie van Boonen nooit gezien was, Wiggins een majestueuze reeks afsloot voor Buckingham Palace en Gilbert een rijkgevuld palmares vervolmaakte, was vooral het gezicht van ene Lance Armstrong het vaakst op het scherm te zien. Glunderend, overwinnend, geniepig, zelden zeer vermoeid of happend naar adem. De meest toepassende beelden en commentaren werden vanonder het stof gehaald om The Boss af te beelden als een onmenselijke machine, een Texaan die niets anders was dan het hoofd van de grootste dopingoperatie die het wielermilieu ooit gekend heeft. Het bracht mijn gedachten spontaan terug naar volgende tweet.

Peter_Vandermeersch

De aanstootgevende vraag van de hoofdredacteur van de Nederlandse krant NRC Handelsblad vormde medio oktober het begin van een interessant debat. Enerzijds had men de critici. Zij overstelpten de wielerjournalistiek met de zeven zonden Israëls, noemden verslaggevers niet-neutrale supporters en verweten sportjournalisten in het algemeen een gebrek aan kritische zin. Anderzijds waren er de wielerjournalisten zelf, klagend over de moeilijkheidsgraad van hun werk, het gebrek aan tijd en middelen en het feit dat zij altijd geviseerd werden.

De discussie mondde al snel uit in een moddergevecht. Her en der druppelde het een mea culpa of een poging tot het creëren van nieuwe journalistieke methoden, maar beide kampen bleven elkaar vooral beschuldigingen toewerpen. De inhoudelijke bottom line kreeg zo geen kans om op de voorgrond te treden. De vraag van Vandermeersch was er net op gericht de wielerwereld in eigen boezem te laten kijken, alsook zijn eigen rol als hoofdredacteur binnen dit proces in vraag te stellen. Een moment van introspectie zoeken om binnen deze wereld van het market-driven journalism de balans tussen verslaggeving en onderzoeksjournalistiek te hervinden.

Want dat er iets schort tussen beide vormen van journalistiek is een understatement. Onderzoeksjournalist wordt heden ten dage steeds vaker gezien als een specialisme, een journalistieke stijl die de dagdagelijkse berichtgeving overstijgt en overtreft. Ook binnen de wielerjournalistiek wordt deze opvatting mettertijd dominanter. Zo liet Renaat Schotte midden de discussie optekenen dat “je best een onderscheid maakt tussen verslaggevers en onderzoeksjournalisten” en “het niet geloofwaardig is enerzijds een prestatie te bewieroken en anderzijds een heikel dossier van een sporter uit te spitten.”

Net als toen maken gefronste wenkbrauwen zich opnieuw meester over mijn gezicht bij het lezen van zo’n zwart-wit stelling. De splitsing maken tussen verslaggeving en kritisch onderzoek is ze namelijk ook in stand houden. Het legt de weg open naar stemmingmakerij, idolatrie en weinig ongenuanceerd toejuichen van de heroïsche eclatanten der wielrennerij, terwijl het onderzoeksjournalisten in een cocon plaatst. Een groepje noodzakelijk kwaad dat van buitenaf de wielersport tracht te ontmaskeren, maar geen tot weinig gehoor krijgt. Goed versus kwaad, zo lijkt het wel.

Het is opzienbarend te noemen dat dit besef nog maar weinig wielerjournalisten bereikt heeft. Nog steeds geloven verslaggevers in de ultieme neutraliteit, een soort becommentariëring waarin de massa haar helden opgespeld krijgt, wielerploegen zich eerlijk behandeld voelen en problemen pas aan de zijlijn besproken worden. En zelfs wanneer de mist in hun hoofden is opgetrokken en plaats geruimd heeft voor nieuwe inzichten, blijft men de kritische noot achterwege houden. Bang voor het verbreken van de omerta. Bang dat bekritiseerden de weg naar hun microfoon niet meer zouden vinden. Bang dat men in hun beroepstak niet tot de zestigste verjaardag moet wachten om het brugpensioen aan te vatten. De journalist als puppet on a string.

“Zien, horen, zwijgen”, zei Vandermeersch hierover. Voeg daar gerust de termen ondergaan, verduren en tolereren aan toe. De wielerjournalist dient dringend actie te ondernemen, wil het niet vereenzelvigd worden met de negatieve connotatie van deze begrippen. Voor een journalist is vrijheid alles. Vrij om thema’s, uitspraken, gedachten en feiten af te vuren op de publieke opinie. Vrij om in te gaan tegen de bestaande regels van de wielerfamilie. Vrij om revolutie te ontketenen en het monopolie op berichtgeving opnieuw in eigen handen te nemen. De sportjournalistiek krijgt al ten onrechte de naam minderwaardig te zijn. Laten we ze dan alstublieft niet minderwaardig gaan invullen.

Âlvestêdetocht

Het jaar 1963, ‘t schijnt de schoonste editie ooit geweest te zijn. Ik weet het niet. Ik was er niet. En indien ik al danig rondjes aan het drentelen was op deze aardkloot dan was het zeker niet in de buurt van ijs. Laat staan erop. Laat staan in Friesland.

Meer zelfs, het kost me zowaar enige moeite een gevoel van begrip op te brengen voor rondschaatsende lieden, op weg van Leeuwarden naar Leeuwarden. Een goeie 199 kilometer lang dekkeren over niet-gestroomlijnd natuurijs, handen achterop, rug licht gekromd. De hernia die masochistisch gegroet wordt. Speelbal zijn van de weerelementen, er zijn leukere manieren om een winterse dag door te brengen. Binnen bijvoorbeeld.

En toch. Toch ontbrak er enige ongevoeligheid voor de opzwepende klanken die de Koninklijke Vereniging De Friesche Elf Steden sedert begin februari uitkraamden. Bij monde van Wiebe Wieling, moge God diens alliteratiedonerende ouders eeuwig pijnigen, liet schaatsminnend Nederland zich graag een droom opspelden. Voorbereidingen werden getroffen. Koning Winter verdrong de Heilige Vader zelve van het schouwtoneel, de Nederlandse krijgsmacht kwam haar dagen nuttig vullen met het ruimen van sneeuw en de rayonhoofden vijlden hun meetlatten bij. Oranjegekte, en dat tijdens de winterstop.

Voor ons, Zuiderburen, had het iets afstotelijk. Aanstellers, dat zijn ze wel, die Hollanders. Belachelijk gaan doen omwille van een hoopje bevroren meanders. Kom zeg. De Vlaamse nuchterheid, veroordelend als altijd, houdt de voetjes het liefst op de grond. Of in het zand, zo u wil. Liefst omringd door een hoopje verdwaalde Vlamingen op een fiets. Hen toeroepend naar een wereldtitel die naam onwaardig. Doch, wild juichend wanneer de eerste zeven smeerpoezen aan de finish allen dezelfde vlag lijken te groeten. Emoties komen los. Lachen, dansen, overprijsde pinten drinken, halfbevroren hamburgers eten, de premier kussen. Staatsbelanghebbende cultuur, de naam die we deze manie gegeven hebben.

Toen werd het me duidelijk. Toen zag ik in wat de charme, de waarde en de kracht van deze volstrekt willekeurige tocht door het Friese landschap was. Toen merkte ik dat de historische waarde, de inburgering en de eeuwigheid van de Elfstedentocht, je schrijft het niet zonder reden met een hoofdletter, het evenement tot meer dan een toer ijsglijden maakt. Net als het veldritwereldje op meer gestoeld is dan louter een uurtje rondrijden op een geprefabriceerd parcours.

Met die nieuwe geloofsovertuiging dook ik op 8 februari voor de beeldbuis. Live kijkend en luisterend naar wat hoofdgoeroe Wiebe ons wou vertellen. Niet wetende over wat het precies ging, trachtte ik een bevestigende knik of krachtdadig jawoord op te vangen. Het bleef bij hopen. Mijn pas verworven fascinatie kreeg een eerste dreun te verwerken. Een opdoffer die sinds 1997 aan jaarlijks honderdduizenden mensen zere kaken bezorgt. Een mededeling die mijn nieuwsgierig enthousiasme een jaartje in de wachtkamer plaatste.

Nu, een jaar later, zit het daar nog steeds. In de wachtkamer. Stilaan weer aan de beurt, vergezeld door spanning en nog niet zo ijdele hoop. Soms durf ik wel eens te vergeten waarover het nu ook alweer ging. Of het om een partij schaakboksen draait of ’s werelds langste eenwielerrace. Maar evenveel keer vergeet ik mijn ontbrekende affiniteit met het schaatsen en zie ik de schoonheid van deze exploot van de Friese sportcultuur in.

Sinds die achtste februari volg ik met meer dan gewone aandacht de buitensporigheden van ons klimaat. Extreme weersomstandigheden nastrevend, Al Gore de symbolische vinger opsteken, klimaattoppen saboteren. Alles in het werk stellen om het geduld van een jaar beloond te zien worden. Vandaar deze oproep. Laat het in 2013 sneeuwen, ijzelen, vriezen en vorsten. Laat de gekken scherpe messen aan hun voeten binden en het ijs opgaan. Laat het maar eens winterstormen, net als in 1963. ’t Schijnt toen de schoonste editie ooit te zijn geweest. Ik weet het niet. Ik was er niet. Vijftig jaar later behoor ik wel tot de adepten. Geestelijk dan wel, want in die koude kom ik mijn kot niet uit.

De verandering begint (niet) in Deinze

Maar liefst zeven partijen dongen op 14 oktober mee naar de stem van de Deinse kiezer. De bestaande coalitie tussen CD&V en Open VLD+ hield stand, maar zag het politieke landschap rondom hen grondig veranderen. “Er zal anders oppositie gevoerd worden”, meent burgemeester Jan Vermeulen (CD&V).

Het was niet de stadskernvernieuwing of de nijpende mobiliteitsproblematiek die Deinze nationale media-aandacht opleverde. Die eer was weggelegd voor Open VLD+’er Steven Van de Putte. Met een amateuristisch filmpje waarin de politicus zijn liefde voor Deinze kenbaar maakte, werkte hij vooral op de lachspier van menig toeschouwer.

Een gebeurtenis waar de modale Deinse kiezer amper aanstoot aan nam. Met het debuut van N-VA en de opkomst van de nieuwe partij Wakker Deinze had die wel andere vragen aan zijn of haar hoofd. Beide partijen hadden namelijk het potentieel om vaste burgemeesterleverancier CD&V de nodige zetels te onteigenen.

“Iedereen mag denken wat hij of zij wil, maar wij zijn hoegenaamd geen protestpartij tegen CD&V of andere partijen”, zegt André Claeys (65) hierover. De oprichter van Wakker Deinze werd eind 2010 nog bedankt als schepen voor CD&V, maar liet de politiek niet voor wat ze was. “Ik had de meerderheidspartijen gewaarschuwd dat ik terug boven water zou komen met een nieuwe partij. Ze bekeken Wakker Deinze tijdens de campagne met de nodige argusogen, maar dat heeft er ons niet van weerhouden toch mooi drie zetels binnen te halen.”

Continuering

Die meerderheidspartijen, dat zijn CD&V en Open VLD+. Al sinds de stadsfusie in 1977 leveren de christendemocraten de Deinse burgemeester en dat zal in 2012 niet anders zijn. Met een totaal van elf zetels, één minder dan in 2006, houdt CD&V goed stand in de stad aan de Leie. Burgemeester Jan Vermeulen (42) weet zich gesteund door een mix van herkozen schepenen en opkomende talenten. Enkel huidig schepen van cultuur Gerda Ginneberge verloor haar schepenambt nadat ze ervoor geopteerd had om samen met gewezen burgemeester Jacques De Ruyck de CD&V-lijst te duwen. “De kiezer heeft de kaarten evenwel anders geschud”, klonk het teleurgesteld.

Aan de zijde van CD&V zal ook de komende legislatuur Open VLD+ staan. Burgemeester Vermeulen maakte zich in het verleden altijd sterk dat het huwelijk met Open VLD+ op 14 oktober geëvalueerd zou worden. Ondanks het feit dat de liberalen het voortaan met twee zetels minder moeten doen, behoudt de bestaande coalitie een comfortabele meerderheid van 17 zetels op een totaal van 29.

“De kiezer heeft duidelijk voor de meerderheid gestemd”, meldt een trotste Vermeulen. “Gezien wij de grootste en Open VLD+ de tweede grootste partij gebleven zijn, denk ik dat het rechtmatig was om samen verder te gaan en geen nieuwe partners bij de coalitievorming te betrekken.” Het bewijs voor de winnaars van de verkiezingen, N-VA en Wakker Deinze, dat er reeds sprake was van een voorakkoord.

Vingerwijzerij

Ondanks het behoud van de twee schepenambten en haar plaats binnen de coalitie, kan Open VLD+ allesbehalve tevreden zijn met dit verkiezingsresultaat. “Ik denk dat we het slachtoffer zijn geworden van de nationale mediahype rond N-VA”, zegt uittredend schepen Lynda Minnens. “Al moeten we ook de hand in eigen boezem durven steken. Ikzelf had bijvoorbeeld beter niet gezegd dat ik niet langer voor een schepenambt ging. Dat was een foutje dat de kiezer duidelijk heeft afgestraft, maar ik wou mijn intenties eerlijk verkondigen.”

“We hebben het gewoon veel te egoïstisch aangepakt”, zegt een niet verkozen liberaal. “We gingen allemaal voor persoonlijk succes en onze lijsttrekker, Norbert De Mey, heeft dat niet kunnen verhelpen.” Dat het groepsgevoel binnen de partij volledig afwezig was tijdens de laatste campagne kan ook De Mey niet ontkennen. Al wil hij de schuld daarvoor niet bij zichzelf zoeken. “Te veel mensen wouden soloslim spelen, terwijl dit niet opportuun was in een klimaat waar Open VLD op nationaal vlak de wind tegen had. Als lijsttrekker op lokaal niveau kun je daar weinig aan doen.”

Schisma op links

Nog meer bedrukte gezichten kon men op verkiezingsdag vinden in zaal De Pulle, de vaste uitvalsbasis van de Deinse sp.a. De socialisten verliezen twee zetels en gaan de nieuwe legislatuur in met slechts één vertegenwoordiger in de gemeenteraad. De sterk verjongde lijst, met maar liefst 21 nieuwe personen, kon de Deinzenaar niet overtuigen. “Al wil de oudere, meer ervaren garde de schuld absoluut niet in de schoenen van de jongeren schuiven”, zegt de niet herkozen Willy Bekaert (66). Ook de jonge lijsttrekker Freija Dhondt (24) benadrukt dat tijdens de interne verkiezingsanalyse “niemand met de vinger gewezen werd” en “winnen en verliezen een teamgebeuren is.”

Dat GroenRood (een fusie tussen Groen en een aantal gewezen sp.a’ers daterend van 2006, nvdr.) wel haar drie zetels kon behouden, is een doorn in het oog van de Deinse socialisten. “GroenRood kwam ook op met een jonge en enthousiaste lijst”, merkt een andere sp.a’er op. “Maar zij gingen op huisbezoek en vonden een persoonlijke connectie met de bevolking.” De socialistische heimwee naar een sterk links front is groot. Zo liet lijsttrekker Dhondt optekenen dat “een progressief kartel noodzakelijk is om in een kleine stad als Deinze het rechtse gedachtegoed deels te compenseren.”

Of frontvorming mogelijk blijkt, is maar zeer de vraag. De wonden, geslagen na de oprichting van GroenRood, zitten nog vers in het geheugen en ook de politieke kaarten liggen anno 2012 helemaal anders. Met drie zetels is GroenRood de grote broer van sp.a geworden in de Deinse gemeenteraad. Annick Verstraete, lijsttrekker van GroenRood en destijds één van de vertrokken sp.a’ers acht de tijd nog niet rijp voor een progressief blok. “Ik ben bij de twee partijen aan de slag geweest en ik meen dat de bedrijfscultuur tussen beide totaal verschillend is. Ik wil onze unieke interne werking en ons marktleiderschap op links niet zomaar opgeven. We staan wel open voor positieve krachten die zich kunnen vinden in onze werking.”

Nieuw Vlaams nationalisme

Maar ook op rechts kende het politieke landschap de nodige verschuivingen. Vlaams Belang verloor haar twee gemeenteraadzetels en probeert het nu onder een nieuwe voorzitter, Peggy Patyn. Geneesheer op rust Luc Goeminne (78), lijsttrekker tijdens de laatste verkiezingswedloop, maakt zich sterk dat Deinze nog nooit zo Vlaams gestemd heeft. “Het is jammer dat Vlaams Belang Deinze, dat zich vaak constructief heeft opgesteld tegenover de meerderheid, niet kon ontsnappen aan de nationale trend. De kiezer heeft duidelijk strategisch gestemd door een beleidspartij naar voor te schuiven die het Vlaams nationalisme hoog in het vaandel draagt. Dat kan ik enkel maar toejuichen.”

Die beleidspartij is de N-VA. Met vijf zetels worden de Vlaams-nationalisten de derde grootste partij in Deinze. “Een matig resultaat gezien de nationale N-VA-tsunami”, reageert de meerderheid in koor. “Onzin”, meent lijsttrekker en senator Sabine Vermeulen. “Onze kandidaten hebben zich op electoraal vlak duidelijk weten te profileren. Onze mengeling van ervaren mensen en jonge debutanten heeft de kiezer aangesproken. De nationale situatie was zeker geen nadeel, maar is ook niet de enige reden voor ons succes.”

Sinds de bekendmaking dat N-VA in Deinze alleen naar de kiezer zou trekken, maakten reeds vijf leden de overstap van Vlaams Belang naar N-VA. Een trend die door het Vlaams-nationalistische succes wel eens navolging zou durven krijgen bij andere partijen. Op de vraag of dit een probleem vormt voor de ideologische eenheid binnen de N-VA reageert Vermeulen eerder koel. “Ik doe geen uitspraken over onze leden, maar als u zegt dat wij een politiek allegaartje vormen, slaat u de bal mis. Wie bij ons lid is, is voor de volle honderd procent N-VA’er.

Andere vorm van politiek voeren

De nieuwe gezichten in de gemeenteraad zijn niet enkel afkomstig van N-VA. Nieuwbakken partij Wakker Deinze wist te verrassen door meteen drie zetels binnen te halen. Voor de partij van oprichter André Claeys wachten nu de jaren van bevestiging. Het is maar zeer de vraag of de onervaren lijsttrekker Sören Van de Moortele zich staande zal weten te houden in de gemeenteraad. “Ik heb momenteel nog een achterstand qua dossierkennis. Daar moet ik inderdaad nog volop aan werken.”, zegt Van de Moortele. “Maar mijn grote voordeel is dat ik echt weet wat er leeft onder de mensen. Dat besef zal onze partij in de toekomst enkel maar positieve zaken opleveren.”

Met de stadskernvernieuwing, de bouw van het nieuwe gemeentehuis en het oplossen van de mobiliteitsproblematiek gaat Deinze een belangrijke legislatuur tegemoet. De winst van N-VA en Wakker Deinze zal ongetwijfeld de relatie tussen meerderheid en oppositie doen afkoelen. Eensgezindheid tussen alle raadsleden, kenmerkend voor de vorige legislatuur, lijkt nu wel een utopie. Hoe dan ook, de Deinse politieke bühne zal het de komende zes jaar moeten stellen met andere acteurs. Al blijven de protagonisten wel mooi op post.

“Één actie zal de fysieke agressie niet doen verdwijnen”

Het debat rond fysieke agressie tegen scheidsrechters bereikte vorige maand een hoogtepunt. Na een zoveelste geval van geweld besloten de West-Vlaamse referees uit de provinciale reeksen een stakingsactie in te lassen. Een doekje voor het bloeden of het begin van een oplossing?

Een krachtig fluitsignaal schrikt de bewoners van het anders zo rustige Sint-Eloois-Vijve op. Middenin het centrum van het vergane Waregemse industriegebied bracht scheidsrechter Niels Duchi zopas de jeugdderby tussen Jong Vijve en SV Zulte-Waregem tot een goed einde. De 19-jarige scheidsrechter uit het West-Vlaamse Bavikhove heeft er een goede wedstrijd opzitten en is zichtbaar tevreden met zijn prestatie in deze setting die eufemistisch omschreven kan worden als de ‘Vlaamse Borinage’.

“Ik heb al in betere omstandigheden mogen fluiten, dat is waar”, trapt de student New Media and Communication Technology een open deur in. “Maar ik ben vooral blij dat ik hier een goede prestatie lever als scheidsrechter.” In wat als een rustige wedstrijd beschouwd kon worden, hield Duchi de touwtjes strak in handen. De scheidsrechter met drie jaar ervaring had weinig brandjes te blussen en kon rekenen op de goedkeuring van spelers, trainers en zelfs supporters. “Misschien heeft de actie van vorige maand dan toch gerendeerd.”

Staking

Met de actie doelt Duchi op het weekend van 14 en 15 oktober toen de West-Vlaamse scheidsrechters besloten om hun fluitje op zak te houden. In alle elitewedstrijden tussen eerste en vierde provinciale kwam de bal niet aan het rollen in een poging meer bewustwording te vragen voor referees die het slachtoffer werden van fysieke agressie. “Ik vind het goed dat men de actie op poten gezet heeft”, zegt de Bavikhovenaar. “Of ze een effect op lange termijn zal hebben valt wel te betwijfelen.”

In zijn jeugdige carrière kwam Duchi nog nooit in aanraking met enige vorm van fysieke agressie. “Maar ik ken wel iemand die al eens een duwtje kreeg van een speler.” Kurt Boone, afgevaardigde van de thuisploeg, treedt hem hierin bij. “Vorige week hebben we toevallig een scheidsrechter moeten begeleiden tot bij zijn auto omdat hij zich niet veilig voelde. Dit was echter een uitzondering. Verder heb ik geen weet van gevallen van agressie tegen de jeugdscheidsrechters.”

Wie de agressie wel aan den lijve mocht ondervinden, is Luc Coulier. De 56-jarige scheidsrechter kreeg eind september tijdens een wedstrijd uit derde provinciale een slag in het gezicht. “Een speler kwam doodleuk op mij af en zei dat ik die mep wel verdiend had”, verduidelijkt de referee met 31 jaar ervaring. “Ik was dan ook zeer tevreden met de actie die mijn West-Vlaamse collega’s organiseerden. Het was dringend tijd dat we naar de clubs, het nationale niveau en de buitenwereld een signaal gaven dat de situatie niet langer houdbaar was.”

Maatschappelijk probleem

“Met de staking”, gaat Coulier verder, “wouden we ook aantonen dat het gebrek aan respect een maatschappelijk probleem is. Elke nieuwe generatie wordt mondiger en mondiger waardoor ze gezag niet zomaar meer accepteren. De man of vrouw die alles in goede banen moet leiden, treft dan altijd de grootste schuld”, is de ervaren scheidsrechter van mening.

Hoewel Duchi bezig is aan een feilloze tweede wedstrijdhelft lijkt ook hij niet aan die trend te kunnen ontsnappen. In een poging om de frustratie van de 4-0-achterstand te kanaliseren, richtten de bezoekende supporters plots hun pijlen op de man in het zwart. “Ik zal u eens wat schoppen geven” en “dat is al de tweede keer dat je geen fout fluit, blinde mol” zijn maar een paar verwijten die de spelleider onterecht naar zich toegeworpen krijgt. “Ah, de beste stuurlui staan altijd aan wal.”

“Die uitspraak bevat helaas veel waarheid”, zegt Pieter Bonduel. De voorzitter van de Werkgroep der West-Vlaamse Scheidsrechters ziet het gezagsprobleem overal opduiken. “In het gerecht, bij de politie of op school. Overal loopt het wel eens mis. Ik denk dat de scheidsrechters mee in dit bedje ziek zijn.” Op de vraag of de staking daarom noodzakelijk was, is Bonduel formeel. “Absoluut! Wij zijn jarenlang vragende partij geweest om een rondetafelgesprek te organiseren, maar dat is er nooit gekomen. Een krachtige actie was dan ook nodig om iedereen eens goed wakker te schudden.”

Kortetermijneffecten

Dat de staking een aantal ogen deed opengaan is een feit. Luc Matthys, voorzitter van de provinciale scheidsrechterscommissie West-Vlaanderen is overtuigd van het succes van de actie. “Een week na de staking ging ik langs bij een toevallige club uit derde provinciale. Tot mijn grote verbazing hoorde ik geen enkel verwijt jegens de scheidsrechter. Ook mijn andere controleurs noteerden geen negatieve ervaringen”, reageert Matthys opgetogen. “Meer zelfs, voor de staking kregen we gemiddeld tien gevallen van agressie per week binnen. Nu kan ik met trots zeggen dat er al voor de tweede week op rij niets gemeld werd.”

Naast die positieve cijfers zijn ook de clubs zich nu meer bewust van het probleem. “Op 10 december vindt er een vergadering plaats met mensen van de voetbalbond, de provinciale scheidsrechterscommissie West-Vlaanderen en de West-Vlaamse voetbalclubs”, zegt Bonduel. “Het is de bedoeling om de clubs mee te trekken in de strijd tegen de fysieke agressie jegens scheidsrechters. Ook zij moeten strengere strafmaten instellen voor spelers die zich hieraan schuldig maken.”

Het nationale niveau schijnt het bestrijden van fysieke agressie alvast hoog in het vaandel te dragen. “Ik ben zeer tevreden met de steun die we van hogerop gekregen hebben”, klinkt Matthys opgewekt. “De centrale scheidsrechterscommissie (CSC) bleef eerst nog op de vlakte, maar dat werd ruimschoots gecompenseerd door de inzet die de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) toonde. Zij zijn nauw betrokken bij de samenkomst van 10 december en hebben ook plannen om een affichecampagne tegen zinloos geweld op te starten.”

Overal wel gekken

Maar niet alleen in West-Vlaanderen kampt men met fysiek geweld tegen scheidsrechters. Over heel België zijn er wel gevallen te noteren waarbij de referee niet enkel belaagd werd met woorden. Slechts luttele uren na de wedstrijd van Duchi raakte bekend dat tijdens een wedstrijd in het Oost-Vlaamse Idegem een jonge scheidsrechter door een speler het ziekenhuis werd ingeslagen. De onfortuinlijke Lothar Van Impe lijkt zo de aanleiding te vormen voor Oost-Vlaamse acties naar West-Vlaams model.

“Dat zou ik toch sterk betwijfelen”, is Dieter De Naeyer van mening. De voorzitter van de Vriendenkring Scheidsrechters Geraardsbergen-Zottegem, waar ook Van Impe bij aangesloten is, merkt in zijn regio geen verzuring op tegenover de arbitrage. “Laten we niet vergeten dat dit gedaan werd door een gek, iemand die ook al in het verleden met de jeugdrechter in aanraking kwam. Dit is duidelijk een alleenstaand geval.”

Eenzelfde boodschap horen we bij Teis Derweduwen, voorzitter van de Koninklijke Vriendenkring Scheidsrechters Gewest Gent. “De zaak in Idegem is niet representatief voor heel Oost-Vlaanderen. In Gent zijn er bijvoorbeeld geen gevallen van fysieke agressie bekend.”Een staking is volgens Derweduwen dan ook niet aan de orde. “Het werk van één gek verdient zeker de nodige aandacht, maar is geen structureel probleem. Ik zou dan ook niet weten waarom een staking nodig zou zijn.”

Onzekere toekomst

De vraag is nu of de actie en de opgezette initiatieven een positief effect zullen hebben op de lange termijn. Gaat het scheidsrechtersvak een betere toekomst tegemoet? “Dat denk ik niet”, bekijkt Coulier het pessimistisch. “Door het vele geld dat momenteel in de lagere reeksen circuleert, raken spelers opgefokt wanneer een wedstrijd verloren dreigt te gaan. Dit leidt tot frustratie die vaak uitgewerkt wordt op de scheidsrechter.” Ook Matthys mijmert over het verleden. “Vroeger kwamen wij in de kantine een babbeltje slaan met de spelers. Nu gebeurt dat nog amper waardoor het sociaal contact en goede verstandhouding tussen de partijen verdwenen is.”

Niels Duchi laat het alvast niet aan zijn hart komen. Na een kort kantinebezoek wordt er afscheid genomen op de weinig verlichte parking naast de terreinen. Alvorens de ‘Vlaamse Borinage’ vaarwel te zeggen, drukt de jongeling mij nog iets op het hart. “Er mag dan wel veel miserie zijn rond scheidsrechters, vergeet niet dat dit de mooiste hobby ter wereld is.”

Mannendag! Lachdag!

Mannendag. Het moet zowat de slechtste constructie zijn sinds het vrouwelijke urinoir of de Antwerpse Stadslijst. Waar men vorige week tijdens nationale vrouwendag nog tot inhoudelijke discussie trachtte te komen, heerste vandaag de lachspier. Want, waarom hoeven mannen een naar hen vernoemde dag?

  1. mushlack
    Hoera. Internationale mannendag. Want wij hoogopgeleide blanke heteromannen blijven al te vaak in de kou staan.

    Mon, Nov 19 2012 00:11:41
  2. Inderdaad. Net als Lieven Scheire heb ik moeite om een sluitend antwoord op deze vraag te vinden. Heeft het testosteronrijke geslacht last van menig glazen plafond, Brussels seksisme of ongelijk verdeeld prijzengeld bij sportwedstrijden? Een blik op de website ‘Internationale Mannendag 2012’ stilt gelukkig onze honger naar antwoorden.
  3. Wij, jongens en mannen, hebben kennelijk nood aan een langer, gelukkiger en gezonder leven. Dit te bereiken door het vervullen van vijf uitdagingen. Een diepere kijk op deze uitdagingen leert ons dat we qua levensverwachting, mentale gezondheidszorg en opleiding in rijke landen sléchter scoren dan onze vrouwelijke tegenvoeter. Iets in mij zegt dat een vergelijking tussen de seksen niet het beste uitgangspunt is voor een dag van bewustwording. Maar goed, laten we eens kijken wat de media hiervan heeft opgepikt.
  4. spoinkz
    internationale #mannendag, bijna geruisloos voorbij gegaan http://www.klasse.be/leraren/29709/mannendag-vraagt-aandacht-voor-jongens-in-onderwijs/

    Mon, Nov 19 2012 13:17:10
  5. standaardonline
    De Coninck promoot ouderschapsverlof voor mannen http://goo.gl/fb/KSxTS

    Mon, Nov 19 2012 06:05:34
  6. In tegenstelling tot nationale vrouwendag weerklonk de schreeuw om verandering vandaag net iets minder hard. Buiten dit ballonnetje van federaal minister van werk Monica De Coninck en een weinig verspreid artikel uit Klasse bleven andere hete hangijzers van de mannelijke emancipatiebeweging op stok. Niet bijster vreemd indien men begint na te denken over wat deze hangijzers zouden kunnen zijn. Ik hoor uw hersenen al kraken, doch bespaar u de moeite. In een land als België is het voor de man extreem aangenaam toeven. Tenzij u niet kunt leven met de weinige waardering die u krijgt voor uw maandelijkse grasmaaibeurt of het wekelijks buitenzetten van de vuilniszakken. Maar goed, het antwoord op het waarom van mannendag blijft ons zo nog steeds onbekend.
  7. OttoJanHam
    Is dat nu echt mannendag vandaag? Nog niks van gemerkt pertang.

    Mon, Nov 19 2012 07:41:52
  8. De finalist van de ‘Slimste Mens ter Wereld’ had zich klaarblijkelijk aan wat meer animo verwacht deze dag. In een vlaag van teleurstelling stelt Otto-Jan Ham zich de vraag waarom enige vorm van verwennerij hem op deze dag vreemd was. Is dat het dan? Dat mannen vandaag eens goed verwend moeten worden, hun voetjes onder tafel mogen steken en vandaag de goede zetel mogen opeisen?
  9. Roland De Paep
    Ik ben aan het wachten wat de verwenning zal zijn op deze mannendag! Of is de dag al voorbij?

    Mon, Nov 19 2012 10:43:34
  10. SamSluismans
    Realiseer me net dat ik vandaag mijn hemd zelf moest strijken. En dat op mannendag #yeah #nikstezeggen

    Mon, Nov 19 2012 10:41:03
  11. dHeremans
    Mijn vrouw, @Ellen_Vin, begrijpt niet dat mannen vandaag #verwend moeten worden #mannendag #fb

    Mon, Nov 19 2012 11:12:04
  12. Ook dat zou intellectueel oneerlijk zijn. Hoezeer ik bovenstaande heren hun lijden betreur, extra verwennerij zal er vandaag niet inzitten. En met extra bedoel ik ook extra. Hoewel ik hiermee een procentuele minderheid mee tegen de borst stoot, blijven mannen de koningen van hun huisjes. Koningen die graag hun voetjes onder tafel steken of de goede zetel opeisen. Elke dag opnieuw. Clichématig, zo denken we wel graag.
  13. janbrusselle
    Goh ja… Internationale Mannendag vandaag hee… http://instagr.am/p/SOUukRxPru/

    Mon, Nov 19 2012 12:02:51
  14. siskaschoeters
    Gelukkige mannendag voor alle ventjes! http://instagr.am/p/SMyc8tlYfL/

    Sun, Nov 18 2012 21:44:09
  15. Bier, gore praat en tetten. Het klonk vandaag als een geuzenspreuk in de oren van mannen. Mannendag is erop gericht om bestaande clichés bevestigd te zien. Het cliché dat mannen zuipschuiten zijn.
  16. siebert365
    Mannendag: daar drinken we ene op (met ne prijs van de bierfeesten)! #mannendag #bierfeesten http://pic.twitter.com/jyTou8Oa

    Mon, Nov 19 2012 12:03:26
  17. Het cliché dat mannen een vrouw het liefst zien met zo weinig mogelijk textiel om haar middel.
  18. siskaschoeters
    Allez dan. Voor mannendag. http://pic.twitter.com/JaNcUOtk

    Sun, Nov 18 2012 23:42:11
  19. Het cliché dat elke zeven seconden wel eens opduikt.
  20. Nektapijt
    Geen blowjob gehad. INTERNATIONALE MANNENDAG IS EEN LEUGEN!

    Mon, Nov 19 2012 07:02:33
  21. En bovenal, het cliché dat er eigenlijk geen is. Dat de man op nummer één staat in onze wereld. Op mannendag kan er al eens met onszelf gelachen worden. Dat we geen manieren hebben of geen emoties. Dat we voetbal verkiezen boven opera of onze schoonmoeder oprecht haten. Lachen met de bestaande stereotiepen, daar was het vandaag om te doen. Lachen bij gebrek aan bewustwording voor niet bestaande problemen. Lachen bij gebrek aan treuren. Want zoals de grootste stripboef aller tijden zich retorisch de vraag stelde, is elke dag inderdaad mannendag.
  22. BozeAnatool
    Het is nog 7 uur en 37 minuten mannendag! Morgen opnieuw?

    Mon, Nov 19 2012 07:23:44
  23. Hoe zou een vrouw
    zich voelen bij zoveel misbruik van een titeldag?

Glad ijs

Vrouwendag. De term roept bij mij tegenstrijdige gevoelens op. Waar mijn geest niets liever wil dan haar gedachten op papier gezet zien, slaat de angst me ieder jaar weer om het hart. Angst om een mening uit te drukken over een zaak waarover ik het fijne niet weet. Angst om te spreken over een strijd die niet de mijne is. Angst om te horen te krijgen dat mijn denken niet correct genoeg is en ik de lippen beter op elkaar zou houden. Elke keer weer, maar niet vandaag.

Vandaag neemt de tinteling in de vingers het even over van de geest en dat dankzij één persoon: sportdier Hans Vandeweghe. In zijn wekelijkse column voor De Standaard liet Vandeweghe zich schijnbaar laatdunkend uit over de vrouwelijke topsport. De gewezen journalist noemde de vrouwelijke sporter de “fysiologisch minder valide tegenvoetster” van haar mannelijke variant en opperde dat op sportief vlak “vrouwen in niks beter zijn dan mannen. Punt uit.”

Het schrijfsel werd onthaald op het nodige boegeroep en door het grootste deel van de lezers naar de prullenmand verwezen. Een jammere zaak. Hans, dit bekt wat beter dan Vandeweghe, heeft overschot van gelijk. Voorbij de harde en misplaatste toon gaat namelijk een boodschap schuil die de sportwereld wakker moet schudden. Dat het eindelijk eens gedaan moet zijn met het oeverloos vergelijken van mannelijke en vrouwelijke sportprestaties.

De feiten zijn er en vallen niet te betwisten. De fysiologische verschillen tussen beide geslachten is dermate groot dat in 99 procent van de bestaande sporten de mannelijke prestatie het snelst, krachtigst of simpelweg best zal zijn. Deze vaststellingen maken een vergelijking tussen de seksen ronduit belachelijk. Een niet-volgroeide, mannelijke jeugdsporter wordt toch ook niet vergeleken met zijn tien jaar oudere collega?

In plaats van ons blind te staren op de biologische aspecten van deze discussie, steken we beter de hand in eigen boezem. Beste lezer, reflecteer eens over uw persoonlijke, vrouwelijke sportperceptie. Denkt u nooit eens aan de perfectie van Roger Federer wanneer Maria Sharapova een bal het net inslaat? Ontsnapt er niet eens een lachje wanneer je een voetballende vrouw een bedenkelijke borstcontrole ziet uitvoeren? Of had u geen cliché in uw gedachten toen Maria de Villota door een beginnersfout met haar F1-bolide crashte? Ontken het maar niet.

Om de verdienste van sportende vrouwen te appreciëren is er een switch van gedachten nodig. De toeschouwer moet de vrouwelijke sportprestatie naar waarde kunnen achten en zich niet blijven richten op de mannelijke schaal van Richter. Media dienen sportende vrouwen niet af te beelden als dartele en sensuele hindes, toevallig verzeild geraakt op een sportterrein. De idee van de sportbabe maakt beter plaats voor het verslaan van sportieve verwezenlijkingen.

Het is dan ook onverstandig van Marianne Vos en Lindsey Vonn om zich te willen meten met hun mannelijke collega’s. Zo’n idee getuigt van het nodige egoïsme en van weinig betrokkenheid tot de eigen sporttak. Als vaandeldragers van respectievelijk het vrouwelijke wielrennen en het vrouwelijke skiën hebben beide toppers een boegbeeldfunctie. Zij hebben de kracht, de status en de plicht om de strijd voor sportieve waardering te leiden. Wees maar zeker dat ook Hans Vandeweghe hier heilig van overtuigd is.

Ondertussen in de Gentse Topsporthal

Petanque. De sport wordt al sinds mensenheugenis geassocieerd met senioren die onder een blakende zon nippen van een glaasje Pastis. Niet zo dit weekend in de Topsporthal te Gent waar er op het Europees Kampioenschap Petanque voor Vrouwen en Jeugd geen plaats was voor een vakantiesfeer.

Terwijl het druilerige zondagweer wild tekeer gaat, maakt de Topsporthal zich op voor de finales van dit Europees Kampioenschap. De sfeer is ontspannen, maar sereen. Wie denkt hier de nieuwste dronkenmanspraat te aanhoren, komt bedrogen uit. Geen uitbundige veldrittafelen, hoewel de Belgische frieten en perfect getapte pinten niet achterwege kunnen blijven.

Elke worp belangrijk

Om klokslag 15u komen de eerste finalisten het terrein opgewandeld. Een Nederlander en een Pool nemen het tegen elkaar op in het onderdeel Shooting Youth. Ik nestel me snel tussen een groepje keuvelende Italiaanse en Engelse spelers, die in een vroegtijdig stadium werden uitgeschakeld.

Uit het niets weerklinkt er een fluitsignaal. Gelach maakt plaats voor bittere ernst en in de hal kun je zowaar een speld horen vallen. Niet wetende wat er gebeurt, stijgt er plots gejuich op vanuit het aanpalende Nederlandse vak. Verderop analyseren een aantal Belgen de wedstrijd. Ik besluit het gejoel te ontlopen en even bij hen mijn licht op te steken.

“Bij shooting is elke worp van belang”, weet petanqueliefhebber Martine Konings me te zeggen. “Het is de bedoeling om vanop verschillende afstanden telkens met één boule een andere uit de cirkel te kaatsen. Dit in verscheidene varianten.” Eensklaps wordt mij de ontlading na elke worp duidelijk.

Hup Holland hup

De finale kabbelt verder en het enthousiasme bij het publiek groeit. De reactie bij een gemiste worp voelt pijnlijk stil aan, terwijl het gejuich na een goede kaats oprecht lijkt. Ik betrap me erop onrustig heen en weer te schuiven op mijn tribunezitje telkens de boule uit de handen van de werper verdwijnt.

Wanneer de wedstrijd haar ontknoping nadert, mengt ook het publiek zich meer in de debatten. De alés en yessen rollen van de tribunes en ook het obligate ‘Hup Holland Hup’ mag niet ontbreken. “Op dat vlak is het net als in het voetbal”, zegt Martine. “Die Nederlanders brengen altijd sfeer mee.”

Snoepjes

Al mogen de aanmoedigingen niet baten. In het slot lukt de Pool een aantal moeilijke worpen, waardoor hij de Europese titel kan opstrijken. De Nederlander gooit uit frustratie zijn boules weg, maar feliciteert zijn opponent toch met een dikke knuffel. Het publiek groet de terechte winnaar met een uitgebreid applaus.

De ontspannen, maar gezond sportieve sfeer vinden we ook terug in de latere finales van de dag. Wanneer de vrouwen het volle pond geven tijdens hun teamfinale, meldt de verliezende Nederlander zich aan bij de stand van de Vlaamse Petanque Federatie. “Ik wil graag zo een zakje snoepjes kopen als steun voor de federatie. Zonder jullie bestaan had dit Europees Kampioenschap niet eens kunnen doorgaan en zou ik geen zilver gewonnen hebben”, laat hij de verkoopster weten. Of hoe het gemeenschappelijke doel naar meer sportieve erkenning dit kampioenschap omtovert tot een gemoedelijk en respectvol gebeuren.