Deadline 2020

Rekenen op het Europees kampioenschap voetbal 2020 om de Belgische stadionproblematiek aan te pakken, is een foute strategie. En daardoor, zo meent onze minister van sport, dreigt het Belgisch voetbal zich na de mislukte poging om het WK 2018 binnen te rijven voor een tweede keer aan dezelfde steen te stoten.

 

De aankondiging eind januari dat het EK voetbal 2020 in maar liefst dertien verschillende landen georganiseerd zal worden, klonk Steven Martens als muziek in de oren. De secretaris-generaal van de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) lanceerde prompt het idee om de finale van dit voetbalspektakel naar Europese hoofdstad Brussel te halen. Onder het mom van prestige, imago en financieel gewin trachtte Martens zo de politieke wereld te overtuigen mee te investeren in de opfrissing van het verloederde Koning Boudewijnstadion. De renovatie van deze gewezen voetbaltempel zou vervolgens een hefboom vormen voor het oplossen van alle ingewikkelde stadiondossiers waar België sinds de eeuwwisseling mee te kampen heeft.

 

Deze redenering doet verdacht veel denken aan de HollandBelgium Bid, de kandidatuur van de Lage Landen om het wereldkampioenschap voetbal 2018 naar onze contreien te halen. Ook toen werd de potentiële organisatie van een groot voetbalevenement als drijfveer gebruikt om de eigen voetbalwereld te zuiveren van al haar stadionperikelen. Het enthousiasme van bestuurders en supporters zorgde ervoor dat de politieke wereld haar, voornamelijk financiële steun aan het project wou verlenen. Via de regionale parlementen konden latere WK-stadia tot tien miljoen euro steun krijgen. Op federaal niveau verklaarde toenmalig minister van financiën Didier Reynders (MR) dat de Belgische staat zou opdraaien voor maar liefst een derde van de infrastructurele renovatiekosten, indien het wereldkampioenschap naar België en Nederland zou komen.

 

De bekendmaking eind 2010 dat het WK 2018 naar Rusland zou trekken, vormde dan ook een rem op de evolutie van de Belgische stadiondossiers. Enthousiasme maakte plaats voor teleurstelling, eersteklasseclubs staken hun stadionplannen opnieuw in de koelkast en de diverse overheden trokken hun staart in. De HollandBelgium Bid had een momentum gecreëerd om structurele oplossingen voor de stadionproblematiek door te voeren. Dat dit moment allerminst ten volle werd benut, bleek al snel na de afwijzing van de Belgisch-Nederlandse kandidatuur. De clubs en de verscheidene politieke niveaus verzeilden in een nieuwe impasse waarbij diepgaand en efficiënt overleg niet meer dan een mythe was.

 

Dit had nefaste gevolgen voor de verdere ontwikkeling van het stadionlandschap. In Brugge bikkelen club, stad, gewest en actiecomités na zes jaar nog steeds over de locatie waarop de nieuwe arena gebouwd zal worden. In Antwerpen verplicht burgemeester Bart De Wever (N-VA) Beerschot AC en Royal Antwerp FC het toekomstige stadion te delen, waarmee hij impliciet de tradities tussen beide voetbalclubs verwerpt. Een gelijkaardig scenario speelde zich tot voor kort af in Mechelen, waar de plannen voor een gemeenschappelijk stadion onlangs plaats hebben geruimd voor een nieuw complex Achter de Kazerne. Anderlecht en Waregem trachten veel politiek gebakkelei te omzeilen door in zee te gaan met de privésector, al loopt ook dit niet van een leien dakje. De enige club die zijn stadiondossier zo goed als rond heeft, is AA Gent. De Buffalo’s kenden mobiliteit-, milieu- en financieringsproblemen en zullen in juni 2013 tien jaar nodig gehad hebben om het nieuwe Arteveldestadion op poten te zetten. Zonder een structurele beleidsvisie en beter overleg tussen de verschillende actoren, gaan de andere clubs een gelijkaardig proces tegemoet.

 

Met een mogelijke EK-finale op komst doet de Belgische voetbalwereld er dan ook goed aan te leren uit de fouten van de HollandBelgium Bid. Een onwrikbaar geloof en te starre focus op dergelijk topsportevenement maakt bestuurslieden en beleidmakers blind voor de structurele problemen waar het vaderlandse voetbal mee te kampen heeft. Een stelling die zeker opgaat voor de Belgische voetbalstadia. Het is in elk geval de taak van de KBVB en haar dynamische secretaris-generaal om ervoor te zorgen dat de rush naar het EK 2020 deze houding overstijgt. Het Europees Kampioenschap is geen heiligmakend middel, maar net een doel. Een deadline als het ware die België dwingt te beseffen dat een modern voetbalstadion een noodzaak is om te overleven in het hedendaagse voetbal. Fundamenteel beleid op maat van het Belgische voetbal primeert hierbij op eenmalige prestigeprojecten. Het zou van enige wijsheid en retrospectie getuigen als de Belgische voetbalbestuurders zich, de WK-kandidatuur 2018 indachtig, in 2020 niet aan dezelfde steen zullen stoten.

Plaats een reactie