Nikola Storm dolblij met eerste speelminuten in Brugse hoofdmacht

‘Die adrenaline door je lijf, geweldig!’

Geen glimlach die na afloop van Club Brugge – KV Mechelen meer uitgesponnen was dan die van Nikola Storm. De 19-jarige flankaanvaller kreeg van coach Michel Preud’homme zijn eerste speelminuten in de Jupiler Pro League en genoot met volle teugen. ‘Ik heb mijn ding kunnen doen.’

Een relatief onbekend gezicht langs de zijlijn, zo’n kwartier voor affluiten van Club Brugge – KV Mechelen. Nikola Storm, een 19-jarige Brugs jeugdproduct met een verleden bij SK Maldegem en KSC Lokeren, maakte zich klaar om de bleke Maxime Lestienne te komen vervangen en zo meteen ook zijn competitiedebuut voor Club Brugge te maken. ‘Toen de coach zei dat ik mocht invallen, nam de adrenaline in mijn lichaam even de bovenhand’, zegt een dolblije Storm. ‘Eenmaal op het veld had ik wat stress, maar die ebde gelukkig snel weg. Zo heb ik toch mijn ding kunnen doen.’

En dat werd door de Brugse thuisaanhang zeker gesmaakt. Al bij zijn eerste actie dribbelde de flankspeler met een vinnige actie de Mechelse rechterflank op een hoopje en won zo meteen de sympathie van heel wat blauw-zwarte harten. Het droomdebuut was bijna helemaal compleet toen Storm de bal tegen de netten deed verdwijnen, maar jammer genoeg werd afgevlagd door een eerdere buitenspelsituatie. ‘Het is inderdaad jammer dat ik mijn debuut niet kon kruiden met een doelpuntje, maar die goal werd terecht afgekeurd’, weet Storm. ‘Wat ik zou doen mocht ik scoren? Goh, ik denk dat ik redelijk rustig zou blijven, al zou de ontlading binnenin wel erg groot zijn.’

En hoogstwaarschijnlijk krijgt de flankspeler binnenkort wel nog eens de kans om op zoek te gaan naar die eerste competitietreffer. Sinds de komst van Michel Preud’homme is Storm immers over Tuur Dierckx gesprongen in de hiërarchie van jonge aanvallers die tegen de poorten van het eerste elftal staan te beuken. ‘Ik kan alleen maar zeggen dat ik op dit moment goed bezig ben en de coach mij daarvoor beloond heeft’, zegt Storm. ‘Het is trouwen enorm leerrijk om onder iemand als Michel Preud’homme te werken. Op sportief vlak kun je enorm veel van hem opsteken en ook naast het veld kun je met hem alles bespreken. Zo kon ik in het verleden altijd bij hem terecht om mijn gevoelens uit te drukken over een eventuele niet-selectie of andere tegenslag.’ Een leuk gevoel voor zo’n jonge speler, al wist Preud’homme tijdens zijn beginperiode in Brugge nog niet echt wie Nikola Storm was. ‘Haha, het is inderdaad waar dat de coach in zijn eerste week een aantal keer gevraagd heeft hoe ik heet’, lacht Storm. ‘Al denk ik dat hij ondertussen wel weet wie ik ben.’

‘Een nieuwe kans bij AA Gent zou een godsgeschenk zijn’

FIGUUR VAN DE WEEK. Tim Matthys moet Bergen in de Jupiler Pro League houden, maar droomt stiekem van meer

Ups and Downs, ze lopen als een rode draad door de carrière van Tim Matthys. Bekerwinnaar bij Zulte Waregem, vergeten in Griekenland, assistkoning naast maatje Jérémy Perbet om nu met Bergen in acute degradatienood te zijn verzeild geraakt. Een periode van Down, of is met de winst tegen Lokeren, nota bene de eerste van de Draken in deze voetbaljaargang, de weg up opnieuw ingezet?

Neen, het is niet met kleine oogjes dat Tim Matthys ons ontvangt in de business seats van de Royal Albert Elisabeth Club de Mons, kortweg RAEC Mons. De flankspeler had na zijn topprestatie tegen Lokeren, waar hij mee het doelpunt van de overwinning ineenknutselde, nochtans alle redenen om eens goed de bloemetjes buiten te zetten, maar koos ervoor om thuis bij zwangere vrouw Vicky alles even te laten bezinken. ‘Al heb ik natuurlijk wel daarvoor samen met de ploegmaats in de kleedkamer even genoten van het moment’, vertelt een breedlachende Matthys. ‘Op de tafel hebben we echter niet staan dansen, want met amper zes behaalde punten is de weg nog lang voor ons.’

Zeventien speeldagen heeft het geduurd vooraleer jullie een wedstrijd winnend konden afsluiten. Verklaar dat eens.

Simpel, het is onze slechte start die ons in deze situatie gebracht heeft. Als je de eerste wedstrijden geen punten pakt, hol je niet enkel wat punten betreft achter je concurrenten aan, je krijgt ook een mentale tik te verwerken. Er waren momenten dat we echt dachten: ‘hé, kunnen we eigenlijk nog wel winnen?’ We zaten vaak genoeg dicht bij de zege, maar er liep altijd wel iets mis waardoor we naast de drie punten grepen.

Hoe kwam het toch dat jullie steeds dat tikkeltje te kort kwamen voor winst?

Ik vind dat onze mentaliteit lange tijd niet goed zat. Toen we drie weken geleden de boot ingingen tegen KV Oostende was voor mij de maat vol en heb ik eens goed mijn gedacht gezegd. Ik ben niet de man om een spelersgroep te leiden, maar ik vond wel dat het tijd was dat de grote monden uit de kleedkamer ook eens op het veld het volle pond zouden geven. Het imago van goed voetballende ploeg dat we de afgelopen jaren hadden opgebouwd, waren we verdikke op enkele maanden tijd kwijtgespeeld.

En kennelijk met resultaat. Tegen Standard deden jullie goed mee en afgelopen weekend ging Lokeren voor de bijl.

Er zullen wel nog andere factoren geweest zijn, maar tijdens de interlandbreak merkte je dat er daadwerkelijk iets veranderd was. De concentratie op training lag erg hoog en je voelde dat iedereen weer voor elkaar door het vuur wou gaan. Tegen Standard kon je al goed zien dat er iets aan het bloeien was, maar het was wachten tot afgelopen weekend vooraleer de puzzelstukjes definitief in elkaar vielen. Ik denk dat die overwinning tegen Lokeren echt voor een klik heeft gezorgd.

In hoeverre is de nieuwe coach daarvoor verantwoordelijk?

Cedomir Janevki is er zeker in geslaagd om de groep opnieuw geconcentreerd te laten werken. Hij houdt iedereen goed kort en elke speler weet wat er van hem verwacht wordt.

En dat was onder Enzo Scifo minder het geval?

Enzo is zelf voetballer geweest en liet ons meer keuzevrijheid. Als het echter wat minder gaat, moet je teruggrijpen naar de basis en daar is hij samen met de ploeg in gefaald. Al is het evengoed mogelijk dat moest Enzo hier nog zijn er ook een klik zou gekomen zijn. Ah, als het minder gaat, is de trainer altijd de eerste die het gelag betaalt.

Maar natuurlijk hebben jullie ook gewoon aan kwaliteit ingeboet. De gouden tandem Matthys-Perbet is bijvoorbeeld niet meer.

Ik mis Jérémy enorm, dat kun je trouwens wel afleiden uit mijn huidige statistieken. Wat hij en ik hadden zal iets uniek blijven voor de rest van mijn carrière. Wij waren zo complementair, van de tien centers die ik gaf, wist ik gewoon dat hij er zeven zou scoren. Zo’n klik hebben met iemand was erg speciaal. Hoewel Jérémy nu bij het Spaanse Villareal speelt, spreken we elkaar nog geregelda. Laatst plaagde ik hem nog toen Paris Saint-Germain ging winnen op Olympique Marseille. Als fan van l’OM kon hij mijn opmerking, komende van een PSG-supporter, maar matig smaken (lacht).

Terug naar België nu. Volgende week staat je 200ste wedstrijd in de hoogste divisie op het menu, nota bene tegen Zulte Waregem.

Zo’n wedstrijd tegen Essevee blijft speciaal voor mij. Ik heb er met de bekerwinst in 2006 en de daaropvolgende Europese droomcampagne de mooiste momenten uit mijn carrière beleefd. Het enige jammere aan die match is dat het niet mijn 200ste, maar wel mijn 250ste wedstrijd in Eerste Klasse had moeten zijn.

Hoezo?

Het  piekt dat ik twee jaren van mijn carrière heb doorgebracht in Tweede klasse. Toen ik in 2009 terugkwam van mijn Grieks avontuur bij Panthrakikos was iedereen vergeten wie Tim Matthys was. En dat na amper zes maanden te zijn weggeweest! Vincent Mannaert, toen nog algemeen manager bij Essevee, wou me bovendien absoluut aan een tweedeklasser verpatsen. Dat vond ik niet netjes. Ik vond nu eenmaal dat ik iemand was die het niveau van de Jupiler Pro League aankon. En dat heb ik ondertussen wel bewezen.

Voor iemand die de dertig nadert, brand je wel nog van ambitie.

Absoluut. Mijn verblijf in Tweede Klasse heeft mij doen inzien dat voetballen op het hoogste niveau echt wel het van het is. Daarom ben ik nog professioneler voor mijn sport gaan leven om te voorkomen dat ik ooit nog in de lagere regionen terechtkom. Hier in Bergen heb ik nog een contract tot eind volgend seizoen, maar we zullen wel zien hoe het dit voetbaljaar afloopt. Want Tweede Klasse, daar ga ik echt niet meer naar terug.

Het lijkt zelfs dat je eerder nog droomt van een sprong voorwaarts?

Eerlijk, ik hoop nog steeds ooit door te kunnen breken bij AA Gent. Al sinds mijn kindertijd ben ik fan van de Buffalo’s en het is bovendien de club die me liet debuteren in Eerste Klasse. Daar nog eens een kans krijgen, zou een godsgeschenk zijn. Trouwens, als ik zie hoe ze momenteel spelen, denk ik zeker dat ik met mijn ervaring en fysieke paraatheid de ploeg nog iets kan bijbrengen.

Herkansing voor Mémé Tchité

Club Brugge-aanvaller begint aan een tweede leven bij blauw-zwart dankzij Michel Preud’homme

 

Mémé Tchité (29) behoort opnieuw tot de A-kern van Club Brugge. De spits pendelde sinds juni tussen beloftenkern en het blessurehok, maar krijgt dankzij Michel Preud’homme een nieuwe kans. Het relaas van een zoon die nooit is weggeweest.

1 april 2013. Club Brugge verliest in het eigen Jan Breydelstadion haar eerste Play-off 1-wedstrijd met 0-2 van Standard. Mémé Tchité, ingevallen na 54 minuten, gaat mee ten onder. Tchité, en dan vooral zijn onofficiële makelaar Alfred Raoul, hekelen na die bewuste wedstrijd de weinige speelminuten die de spits met vier nationaliteiten krijgt van coach Juan Carlos Garrido en sturen aan op een vertrek. ‘In die periode is het voor Mémé allemaal beginnen mislopen’, reageert Raoul. ‘Garrido moest gewoon Mémé gewoon niet hebben. Een vertrek leek ons de enige uitweg.’ De Spaanse coach reageert door de gewezen aanvaller van Standard en Anderlecht geen minuut speeltijd meer te gunnen. In het tussenseizoen beslist ook de club dat Tchité overbodig geworden is en, hoewel nog een contract voor twee seizoenen, mag vertrekken.

Exotische clubs, Al Nasr (Verenigde Arabische Emiraten), Besiktas en Eskisehirspor (allebei Turkije) bieden zich die zomer aan, maar haken af op de één miljoen euro transferprijs die blauw-zwart voor haar spits vraagt. De aanvaller zelf laat het weinig aan zijn hart komen. Met een jaarloon van om en bij de 1,2 miljoen euro behoort Tchité immers tot de grootverdieners van de Jupiler Pro League. Een geruststellende gedachte voor de spits die moet meetrainen met de beloften, maar eigenlijk vaker in de lappenmand ligt dan op het veld staat.

Augustus gaat voorbij en Tchité raakt niet weg. Een verloren seizoen dreigt tot Juan Carlos Garrido eind september vervangen wordt door Michel Preud’homme, een fan van Tchité, verwijzend naar de twee pogingen die Preud’homme ondernam om de spits naar Al-Shabab te halen. ‘Dat was het kantelpunt’, weet Raoul. ‘Preud’homme wou samenwerken met Mémé, een groot verschil met Garrido.’

Orkestmeester Preud’homme

Een terugkeer naar de A-kern lijkt dan ook slechts een kwestie van tijd te zijn. Tijdens de interlandbreak zet Preud’homme de eerste stap. Hij zet een gesprek op poten tussen hem en de spits om de terugkeer naar de A-kern voor te bereiden. Tchité reageert enthousiast op het feit dat de nieuwe coach in hem gelooft en er volgt een tweede gesprek, dit keer met voorzitter Bart Verhaeghe, algemeen manager Vincent Mannaert en sportief directeur Arnar Gretarsson. ‘Hoewel hij er niet altijd bij was, heb ik het gevoel dat Preud’homme de orkestmeester was achter deze ontmoetingen’, zegt Raoul. ‘Hij is de motor geweest om het status quo rond Mémé te doorbreken.’

Wanneer beloftencoach Bart Wilmssen niet veel later in de media meldt dat Tchité sinds de komst van Preud’homme weer gemotiveerd traint, kan de Brugse trainer niet anders dan twee dagen voor het treffen met KV Kortrijk bevestigen dat er gesprekken gevoerd worden tussen speler en club. Speculaties over het vormpeil van Tchité en de meerwaarde die hij Club zou kunnen bieden, steken meteen de kop op. Een directe terugkeer zit er echter nog niet in. Daarvoor is het water tussen de partijen nog te diep. De gekrenkte Tchité weet nog niet of hij wil blijven en plots ligt een vrije transfer op het einde van het seizoen op tafel, een vraag die Club van tafel veegt. Een derde gesprek, zonder Preud’homme, volgt. De partijen groeien daarin steeds dichter naar elkaar toe en een doorbraak is nakende. Vorige vrijdag, wanneer Preud’homme op een persconferentie vertelt hoop te hebben in een goede afloop, valt dan eindelijk de beslissing. In een vierde samenkomst, met Gretarsson, Mannaert, Preud’homme en de speler, worden de laatste twistpunten van de baan geschoven en wordt beslist dat Tchité opnieuw tot de Brugse A-kern behoort. ‘In dat gesprek heeft elke partij water bij haar wijn gedaan’, zegt Raoul. ‘Al gaat het hier om kleine toegevingen.’

Intrinsieke topspits

Wat die toegevingen exact zijn, wil niemand zeggen, maar feit is dat Tchité, in felgekleurde outfit, zondag samen met Raoul de topper tegen Racing Genk bijwoont. Klaar voor een tweede periode in blauw-zwarte loondienst. ‘Met alle respect voor Mannaert of Verhaeghe, maar het is wel degelijk Preud’homme die Mémé over de streep heeft getrokken’, weet Raoul. ‘Dat iemand met zo’n persoonlijkheid vertrouwen heeft in Mémé, maakte ook op hem indruk.’

Daarom dus dat Tchité opnieuw tot de A-kern behoort. De vraag is echter wat de sportieve meerwaarde is die de aanvaller Club nog kan bieden. In een interview met deze krant vertelde Preud’homme ‘toch nog een andere Tchité in gedachten te hebben dan degene die nu op Jan Breydel rondloopt.’ Tchité is intrinsiek een spits die tot de top van deze competitie kan behoren, iets wat hij al bewees bij Standard en Anderlecht, maar de twijfel heerst of het geloof van Preud’homme voldoende is om de noodzakelijke sportieve opofferingen te maken voor een club waar hij maandenlang niet gewenst was. Dat hij daarnaast al die tijd zijn conditie op peil heeft weten houden, weegt niet af tegen het feit dat hij sinds 1 april geen officiële wedstrijd met inzet meer speelde, een eeuwigheid voor een voetballer. Met tot slot ook nog de zekerheid over een indrukwekkend loon te beschikken is het nu aan Tchité om meer dan ooit te tonen dat het Jan Breydelstadion nog plezier aan hem kan beleven.

Timmy Simons: WK-ganger, jong veulen en communicatiespecialist

‘Wilmots weet perfect wat hij aan mij heeft’

Twaalf jaar na Japan en Zuid-Korea mag Timmy Simons zich hoogstwaarschijnlijk opmaken voor een tweede wereldkampioenschap. Een bekroning van een lange carrière als international waarin de 94-voudige Rode Duivel zich steeds meer opwierp als The Great Communicator van de spelersgroep. ‘Al is Brazilië voor mij geen eindpunt. Ik blijf doorgaan tot ik niet meer kan.’

Er zijn niet veel zaken die Ronald Reagan en Timmy Simons met elkaar verbinden. Zo zou die eerste nooit met koffie en energiedrank naar een persconferentie gekomen zijn, terwijl die laatste niet meteen in aanmerking komt voor het ambt van Amerikaans president. Zo weet die eerste amper dat een voetbal rond is, terwijl die laatste geen kaas gegeten heeft van overzeese beleidseconomie. En toch, toch beschikken beide heren over één gemeenschappelijk talent: de gave om te communiceren. The Great Communicator werd Reagan in eigen land genoemd, een bijnaam die ook Simons niet zou misstaan. De 36-jarige middenvelder vult zijn dagen bij Club Brugge met het verslijten van spieren en stembanden op het trainingsveld, terwijl hij bij de Rode Duivels het ideale klankbord vormt voor zowel spelers als bondscoach Marc Wilmots. ‘Bijsturen, communiceren, er altijd zijn: dat is echt wel mijn ding.’

Ben je al bekomen van het Duivelse feestje afgelopen dinsdag?

Ja hoor, al een tijdje. Als voetballer zijn die eerste momenten na een behaald succesje altijd erg intensief. Je bent euforisch en geniet van elke seconde. Maar de ochtend nadien beland je opnieuw in de realiteit. En die gaat gepaard met het streven naar andere, nieuwe doelstellingen.

En bij de Rode Duivels is die nieuwe doelstelling voor jou een selectie voor Brazilië?

Inderdaad. De bondscoach weet waar hij mee bezig is en zal zijn werk correct doen. Een tweede wereldkampioenschap zou schitterend zijn en ik zal er alles aan doen om dat doel te behalen. Al zal ik er niet wakker van liggen als ik er toch niet bij zou zijn.

Met nul speelminuten in deze WK-kwalificatiegroep kun je moeilijk een certitude voor Brazilië genoemd worden. Hoe blik jij terug op je inbreng in deze campagne?

Die was geweldig (ironisch lachje). Neen, qua spelen was die inbreng natuurlijk zeer gering, maar ik heb toch mijn ding kunnen doen.

Wat is jouw ding dan?

Ik probeer op het trainingsveld steeds mijn ervaring uit te spelen: bijsturen, goed communiceren en de anderen aansporen om altijd het volle pond op de training te geven. Ook in de kleedkamer probeer ik goed te praten met mijn collega’s en tegelijk ook een verlengde van de trainer te zijn.

Een soort half speler/half trainer-figuur dus?

Niet helemaal. Mijn bedoeling is nog steeds om zo lang mogelijk te spelen. Iedereen spreekt over het feit dat ik bij de Rode Duivels zit omwille van mijn communicatieve vaardigheden, een beetje om de groep te vullen. Ik ben ook sportief in orde, hoor. Ik bewijs me iedere training aan de bondscoach door steeds weer met die jonge veulens op het oefenveld te staan. Als hij me nodig heeft, wees dan maar zeker dat ik klaar zal staan.

Spreek je daarover met Wilmots, over je rol en je speelmogelijkheden?

Wij communiceren voldoende met elkaar. De bondscoach is tevreden met wat hij ziet van mij. We hoeven daar niet veel over te zeggen, want we weten al langer wat we aan elkaar hebben.

Heeft hij jou reeds de garantie gegeven dat je er zeker bij zult zijn in Brazilië?

Niemand heeft garanties gekregen. En daarbij, zelfs met garanties weet je nooit wat er kan gebeuren. Blessures, schorsingen, noem maar op. Ik herinner me bijvoorbeeld hoe Philippe Clement een paar weken voor het wereldkampioenschap 2002 in Japan en Zuid-Korea geblesseerd moest afhaken. En dat was ook een zekerheid om te spelen, hé.

Het zou nochtans mooi zijn om in het land van de samba dat record van meeste interlands van Jan Ceulemans (96, ten opzichte van 94 voor Simons) te breken?

Eerlijk? Dat zit zelfs niet eens in mijn achterhoofd. Ik speel voor mijn land, niet voor een record. Dat is misschien iets moois voor na je carrière of om in de boekskes te zetten, je bent er op dit moment niets mee.

Denk je dan misschien soms aan het WK als de ultieme bekroning van je carrière. Een hoogtepunt om nadien te stoppen?

Neen, absoluut niet. Ik ben niet de speler die hoeft te stoppen op een hoogte- of een dieptepunt. Ik zal stoppen wanneer het tijd is om te stoppen, wanneer mijn lichaam zegt dat het niet langer gaat. Dan moet je eerlijk zijn met jezelf en de juiste beslissing nemen. Maar momenteel denk ik nog lang niet aan het einde van mijn carrière.

Over je carrière gesproken. Heb je ooit in je voetballeven al zo’n atmosfeer meegemaakt als die rond de Rode Duivels?

Neen, die sfeer is voor mij ongezien. Vroeger deden we in België altijd wat smalend over het Oranjegevoel, maar het zijn nu wel wijzelf die met de truitjes, de hoedjes, de petjes en de vlagjes de nationale ploeg staan aan te moedigen.

Maar dat is goed, toch?

Ja, tuurlijk. Fantastisch zelfs. We hebben met de duiveluitdagingen een soort synergie willen creëren tussen spelers en supporters en dat is goed gelukt. Natuurlijk waren er de resultaten die die band verstevigd hebben, maar zelfs zonder topresultaten zou de achterban er wel gestaan hebben. Zeg nu zelf, een volledige tarmac vol supporters: dat hebben ze elders toch nog nooit meegemaakt?

Ook niet in Brugge. Viel het mee om terug die stap te maken van de Duivelse massahysterie naar het relatief rustige Jan Breydelstadion?

Daar had ik weinig moeite mee. Wat rond het veld gebeurt, is leuk en plezant, maar buiten een tijdelijke boost zal het me niet meer doen lopen of beter laten presteren. Bij Club is het trouwens net hetzelfde als bij de nationale ploeg: ook daar moet het gewoon op het veld gebeuren.

En net als bij de Rode Duivels mikt Brugge op het hoogst haalbare: de titel en/of beker. Denk je dat je daar onder Michel Preud’homme meer kans op maakt dan met Juan Carlos Garrido als trainer?

Ik geloof al sinds het begin van het seizoen dat we een titelkandidaat zijn en dat verandert niet onder de nieuwe trainer. Preud’homme is iemand die ambitie uitstraalt, vechtlust heeft, maar ook heel rustig is in het aanleren van zijn basisprincipes. Dat proces gaat met ups en downs, maar ik geloof heel hard dat we genoeg potentieel in de groep hebben om alles tot een goed einde te kunnen brengen.

Potentieel hebben alleen is natuurlijk niet voldoende om prijzen te pakken.

Maar het is wel een vereiste. En als je dat kan verfijnen, dan pas sta je heel erg sterk.

Thomas Meunier: kunstliefhebber, Ardennees, maar bovenal profvoetballer

‘Ik kan uren zitten lezen over de maffia’

Thomas Meunier is terug. De tot verdediger omgevormde flankaanvaller lag maanden in de lappenmand, maar wordt tegenwoordig beschouwd als de beste rechtsachter van de Jupiler Pro League. Een gesprek over voetbalposities, de Rode Duivels, identiteit, de maffia en… frietjes.

‘In het Nederlands?’ Meunier schrikt even wanneer zijn taalleraar hem voorstelt om het interview niet in zijn moedertaal, het Frans, af te leggen. ‘Oké, ik wil het wel proberen.’ Het toont meteen de linguïstische liefde van de Bastenakenaar aan. ‘Na mijn carrière als voetballer zou ik graag willen proeven van het studeren in een grootstad. Vertaler-tolk spreekt me erg aan. Ik volg nu al Nederlandse, Engelse en Duitse les via Club Brugge.’ Een bezige bij, al had de 22-jarige rechtsachter er de laatste maanden wel de tijd voor. Chronische pubalgie, een pijnlijke aandoening rond het schaambeen, maakte een operatie onvermijdelijk. Drie maanden duurde de revalidatie. Lang, heel erg lang voor een grasvreter à la Meunier.

Thomas, vlak na je operatie tweette je of er geen prijs bestond voor de vaakst geblesseerde speler ter wereld.

Inderdaad, sinds mijn overstap naar Club ben ik te vaak geblesseerd geweest. Het verschil met derde klasse is qua trainingsintensiteit enorm groot. Van drie à vier trainingen per week naar bijna twee per dag. Dat voel je. Maar goed, ik begin het ritme stilaan gewoon te worden. En ook mijn pubalgie is nu definitief van de baan.

Gelukkig maar, met jou in de ploeg heeft Club dit seizoen al haar wedstrijden gewonnen.

Mijn statistieken zijn top, dat is waar. Maar of ik de man ben waar iedereen op zat te wachten? Neen, het is de ploeg die het zo goed als perfect doet.

Al was het wel frustrerend om diezelfde ploeg het tijdens je revalidatie niet zo goed te zien doen. Na de Europese uitschakeling tweette je vrolijk: ‘Op naar de jaarbeursstedenbeker. Dat belooft.’

Ah, die tweet was ironie. Een grapje. Het verlies tegen Slask Wroclaw was een ontgoocheling voor de club, maar ook voor mij persoonlijk. Ik krijg nu niet de kans om Europees te spelen, om die ervaring op te doen met het oog op mijn voetbaltoekomst.

Daarnaast was het voetbalniveau ronduit bedroevend.

Misschien, maar buiten de Europa League stonden de resultaten er wel. Akkoord, we hebben moeilijkheden gekend, maar tegen Anderlecht speelden we bijvoorbeeld erg goed. Op het eind kijkt men toch enkel naar de uitslagen.

Denk je? Juan Carlos Garrido werd zonder competitienederlaag de laan uitgestuurd. Was het matige spel dan volledig zijn schuld?

Neen, zeker niet. Garrido had de ambitie om ons als een Spaanse ploeg te laten spelen. Tijdens de trainingen lukte dat wonderwel, alleen kon de ploeg tijdens wedstrijden niet hetzelfde brengen.

Omdat zenuwpees Garrido niet langer steun genoot van de spelersgroep?

Dat is het niet. Garrido was inderdaad een nerveus persoon, maar dat was al van dag één zo. Als er bepaalde spelers daar niet mee overweg konden, was dat misschien wel omdat ze weinig speelkansen kregen. Ik heb alvast nooit problemen gekend onder Garrido.

Hij was ook de man die je definitief op de rechtsachter zette. Heeft Michel Preud’homme hetzelfde idee voor ogen?

Dat denk ik wel. Preud’homme is nieuw hier en ik denk niet dat hij bij zijn aankomst wist dat ik nog aanvaller geweest ben. Nu goed, de rechtsachter is de positie waar mijn kwaliteiten het best tot uiting komen. Als gewezen aanvaller heb ik trouwens een voordeel tegenover van jongs af geschoolde verdedigers. Ik ken de spitsentrucjes.

Dat zal wel, Frank Acheampong raakte in de topper geen bal tegen jou.

Hehe, inderdaad. Die wedstrijd was een mooie revanche voor onze 6-1-nederlaag in Brussel vorig seizoen.

Over Anderlecht gesproken. Zij hebben een rechtsachter die uitkomt voor de Rode Duivels. Zeg nou zelf, jij speelt momenteel toch wel beter dan Guillaume Gillet?

Misschien wel. Iedereen spreekt tegen mij over de nationale ploeg, maar het is Marc Wilmots die de selectie maakt. Ik kan enkel zeggen dat ik beschikbaar ben en graag naar Brazilië wil. Al stopt mijn voetbalcarrière niet als ik het WK 2014 moet missen.

Je zou nochtans niet misstaan bij de Duivels. Je bent afkomstig uit de Ardennen, leert alle landstalen en speelt voetbal niet ver van de Vlaamse kust. Het prototype van de echte Belg!

Misschien wel, ja. Vlamingen en Walen, ik zie iedereen gewoon als Belgen. Mijzelf ook hoor, al voel ik me vooral een echte Ardennees.

Oja?

Ja, wij Ardennezen zijn erg trots op onze afkomst en vergeten nooit waar we vandaan komen. Dat moet ook, wil je beseffen wat nu je echte identiteit is.

Vind je het dan soms niet jammer dat je voor het leven van profvoetballer gekozen hebt, ver weg van je roots?

Soms denk je daar wel eens aan terug. Ik heb in Sainte-Ode (nabij Bastenaken, nvdr.) immers iedereen moeten achterlaten: vrienden, familie en vele anderen. Gelukkig ebt dat gevoel snel weg als ik zie waarom ik hier in Brugge ben: om te voetballen, mijn droom te verwezenlijken. En daarnaast is mijn leven niet zo gigantisch veranderd. Ik heb nog steeds dezelfde gewoontes als thuis.

Zoals?

Met kunst bezig zijn. Schilderen is iets wat ik momenteel graag doe. Heel mijn woonkamer is gedecoreerd met eigen werk. Tijdens mijn revalidatie ben ik ook begonnen met lezen over de maffia. Italiaanse, Russische of Zuid-Amerikaanse: ik kan er uren over lezen.

 Geweldig, al lijken me dat niet echt de onderwerpen die je de aandacht van je collega’s zullen opleveren.

Neen, die draaien eerder rond voetbal, auto’s en vrouwen. (lacht)

Tot slot, Thomas. Een paar jaar geleden las ik in de krant dat je tot drie keer per week frietjes at. Is dat ook een van die gewoontes die gebleven zijn?

 (schiet in de lach)

Wel?

Ik eet inderdaad nog twee tot drie keer in de week frietjes, maar zoals je ziet: kilo’s pakken doe ik niet!

Blue Army geniet nog steeds na van spetterende vijftiende verjaardag

‘Dit was een onverhoopt fantastische dag’

Met een indrukwekkende tifo, een mooie vermelding op de wedstrijdtruitjes en een klinkende overwinning tegen de aartsrivaal mag het Brugse supporterslegioen Blue Army terugblikken op een meer dan geslaagde vijftiende verjaardag. En die werd stevig gevierd.

Zowat duizend supporters hielden na de wedstrijd tegen Anderlecht in de catacomben van tribune Noord van het Jan Breydelstadion een erg geslaagd feestje. De DJ-set, die naast het vele bier het volk plezier moest bezorgen, was een initiatief van Blue Army, de Brugse supportersvereniging die al vijftien jaar lang de Brugse thuishaven opfleurt met allerhande initiatieven. ‘We hebben tegen Anderlecht een onverhoopt fantastische dag beleefd’, zegt Geert De Cang, voorzitter van de vzw Blue Army. ‘We zijn een hele dag in de weer geweest om alles te organiseren. Als er na de match dan zo’n duizend man staat te vieren, kan je wel spreken van een topdag.’

Brugse repressie

Blue Army is ondanks haar jonge leeftijd op zeer korte tijd uitgegroeid tot een begrip in en rond het Jan Breydelstadion. ‘In de jaren 90 heerste er een soort repressie in het Brugse stadion’, vertelt De Cang. ‘Er mochten geen vlagjes binnen en iedereen moest braaf op zijn plaatsje blijven zitten. Toen hebben we met een groep passionele supporters besloten om daar iets aan te doen: de oprichting van Blue Army, de nieuwe Brugse spionkop.’

De geboorte van het nieuwe supportersinitiatief in 1998 zorgde nochtans eerst voor heel wat fronsende wenkbrauwen. ‘Het Brugse bestuur wist in het begin niet wat ze met ons moesten aanvatten. Ze beschouwden ons als een stelletje hooligans. Na een aantal inleidende gesprekken verdween dat stereotiepe denken gelukkig snel.’ En hoe! Vijftien jaar later liet Blauw-Zwart zelfs een vermelding van haar meest trouwe groep supporters op de wedstrijdtenue toe. ‘Ja, dat was zelfs voor ons een verrassing. Wij zouden al blij geweest zijn indien de spelers tijdens de opwarming een speciaal T-shirt gedragen zouden hebben, maar Club stelde zelf voor om hun wedstrijdoutfit aan te passen. Dat gebaar vonden we super!’

Spanjaard traint na aanslepende knieproblemen opnieuw mee met de groep

Victor Vazquez: de missing link van Garrido

Victor Vazquez traint opnieuw mee met de Brugse A-kern. De Spanjaard stond door een blessure aan de patellapees meer dan een maand aan de kant, maar lijkt daar nu definitief van verlost te zijn. En dat tot groot jolijt van Club-coach Juan Carlos Garrido.

Negen minuten. Dat is voorlopig de trieste balans wat het aantal speelminuten van Vazquez in de Jupiler Pro League betreft. De Spaanse middenvelder kampt al sinds de voorbereiding met problemen aan de knie waardoor hij zo goed als de volledige competitiestart moest missen. Tot nu. Vazquez lijkt na een maand hard werken opnieuw volledig fit en illustreerde dat door op de dinsdagtraining voluit te gaan in de onderlinge matchvorm. Indien alles naar wens verloopt, mag de gewezen Barcelona-speler straks zijn wederoptreden maken in de topper tegen RSC Anderlecht. Geen moment te vroeg voor trainer Juan Carlos Garrido. Die zag zijn ploeg de laatste maanden op een matig niveau voetballen en hoopt dan ook dat de terugkeer van Vazquez het spelpeil van blauw-zwart danig de hoogte zal injagen. Niet onterecht, de Spanjaard vormt immers de oplossing voor drie Brugse problemen.

Vaste nummer 10

Met de terugkeer van Vazquez komt er een einde aan de zoektocht van Garrido naar een nummer 10. De Spaanse trainer probeerde in dit prille seizoen al Shangyuan Wang, Eidur Gudjohnsen en Jesper Jorgensen uit als aanvallende middenvelder en opteerde tegen Lierse zelfs voor het duo Jorgensen-Vadis Odjidja als offensieve centrumspelers. Steeds zonder het gewenste resultaat. Met Vazquez krijgt Garrido opnieuw een zuivere spelverdeler te zijner beschikking die goed tussen de linies weet te lopen en het spel op het juiste moment kan versnellen.

Meer creativiteit

Van de twaalf velddoelpunten die blauw-zwart in de competitie al maakte, kwamen er vier op assist van Lior Refaelov en vijf op pass van Maxime Lestienne. Mooie cijfers voor de twee flankspelers, maar tevens een bewijs hoe afhankelijk Club momenteel is van deze twee spelers. De terugkeer van Vazquez moet dan ook op dit vlak soelaas brengen. De Spanjaard geldt, in tegenstelling tot ‘werkpaard’ Wang en ‘loper’ Jorgensen als een creatieve middenvelder die met één pass een verdediging kan opensplijten. Zijn aanwezigheid moet het aanvallende compartiment van Club opnieuw onvoorspelbaar maken.

Man van de hoop

Tot slot speelt de terugkeer van de Spanjaard ook een rol op het mentale vlak. Het Europese debacle en het matige voetbal in de vaderlandse competitie moeten toch voor wat twijfels gezorgd hebben in het hoofd van deze nog jonge groep. De aanwezigheid van een speler als Vazquez, geschoold in La Masía en vorig seizoen goed voor twaalf assists, moet dan ook een vertrouwensboost geven. Daarnaast heerst in Brugge nog steeds het geloof dat ze door het vele blessureleed nog steeds niet het beste van Vazquez gezien hebben. Indien de Spanjaard zich de komende tijd fysiek staande weet te houden, moet hij in staat geacht worden dit Brugge beter te doen laten voetballen. En zo onrechtstreeks het hachje van zijn coachende landgenoot te redden.

Fernand Boone (1934-2013): afscheid van een Brugs monument
‘Een clubman in hart en nieren’

Met Fernand Boone verliest Club Brugge een iconische speler. De doelman, die vorige woensdag op 79-jarige leeftijd overleed, is de verpersoonlijking van de Brugse ontwikkeling van een matige tweedeklasser tot topper in de hoogste afdeling. ‘De clubliefde die Fernand had, bestaat gewoon niet meer.’

Van 1952 tot 1971 aangesloten bij Royal FC Brugeois, 416 officiële wedstrijden, cafébaas van De Klokke en op de koop toe de eerst voetballer van blauw-zwart die de Gouden Schoen in ontvangst mocht nemen. Het is niet eens een zo heel erg gewaagde uitspraak om te zeggen dat in het hoofd van Fernand Boone voetbal en Club Brugge synoniemen waren. ‘Fernand was een heel grote meneer’, zegt Henk Houwaart, ploeggenoot van Boone tussen 1969 en 1971. ‘Hoe hij Club Brugge liefhad, dat kent men vandaag niet meer. Spelers die nu naar blauw-zwart trekken, denken bij hun aankomst in West-Vlaanderen al naar welke club ze twee jaar later kunnen vertrekken.’

Niets van dat alles bij Boone. ‘Je moest bij hem niet komen zwaaien met aanbiedingen om elders te gaan spelen’, meent Jacques Sys, hoofdredacteur van Sport/Voetbalmagazine en tevens auteur van het boek De goden van Club Brugge. ‘Boone was iemand die zich identificeerde met blauw-zwart, die een hartstochtelijke liefde had voor Club Brugge. Er kwam in de jaren 70 wel wat ruis op de relatie te zitten toen blauw-zwart, tegen het advies van Boone in, opkomend talent Jacky Munaron geen contract wou geven. Dat werd door Boone aanzien als een gebrek aan respect van Club Brugge. Toch ben ik er zeker van: alles wat hij deed, was uit liefde voor de club.’

Onvoorstelbaar trainingsbeest

Na vier seizoenen in de wachtkamer werd Boone in 1956 gebombardeerd tot eerste doelman. De toen 22-jarige doelman kreeg de ondankbare taak om een monument als Albert Berten Carels op te volgen, maar deed dat met verve. ‘Boone was een enorm goede lijnkeeper’, weet Erwin Vandendaele, ploeggenoot van de doelman tussen 1964 en 1971. ‘Hij beschikte over erg goede reflexen.’ Daarnaast stond de Bruggeling gekend als een echte penaltystopper. ‘Ooit heeft Fernand me gezegd dat hij in zijn carrière meer strafschoppen gekeerd dan binnengelaten heeft’, herinnert Sys zich. ‘Eigenlijk was hij een vrij complete doelman die ook bij het uitkomen de spits weg van het doel wist te drijven.’ Kwaliteiten die de doelman te danken had aan zijn enorme trainingsijver. ‘Boone was een trainingsbeest’, gaat Sys verder. ‘Onvoorstelbaar. Hij wist van zichzelf dat hij niet het meeste talent had, maar compenseerde dat door hard te werken. Mét resultaat.’

Charismatische leider

Zo gedreven Boone op het voetbalveld was, zo rustig was hij ernaast. ‘Wanneer Fernand het veld verliet, veranderde hij plotsklaps van een kordaat persoon in een erg joviale en charismatische man’, zegt Vandendaele. ‘Ik herinner me hoe we na de wedstrijden steeds een bak bier gingen drinken in zijn café’, gaat Houwaart verder. ‘Elke week, als een bende hechte vrienden. Dat kon Fernand erg appreciëren.’ Toch kon het Brugs ouderdomsdeken ook heel anders uit de hoek komen. ‘Gezien zijn status van dienst werd Boone een steeds grotere leidersfiguur in de kleedkamer’, zegt Vandendaele. ‘Als jonge gast moest je dan ook zorgen dat je bij hem in de smaak viel. Al behandelde hij iedereen altijd met het nodige respect.’ Ook Nederlander Houwaart beaamt dat. ‘Fernand was geen fan van de steeds groter wordende toevoer van buitenlandse spelers in het Belgische voetbal. Ik had dan ook wat schrik toen ik in 1969 naar Club Brugge trok. Bij aankomst stelde Boone me echter meteen gerust. ‘Jij bent geen Hollander, jij hebt onze mentaliteit’, zei hij. Ik werd door hem aanvaard wat mijn integratie in de groep een stuk sneller deed verlopen.’

Pech met Nicolay

De vraag is nu waarom Fernand Boone zo zelden opduikt in de lijstjes met Brugse voetbalmonumenten. ‘Het grote probleem voor Boone is dat hij weinig succesvol was met Club’, zegt Sys. ‘De promotie naar tweede klasse, de bekerwinsten in 1968 en 1970 en de Gouden Schoen in 1967. Dat is het zowat.’ Ook bij nationale ploeg kon Boone nooit een basisstek veroveren. ‘Hij had de pech dat er met Standard-doelman Jean Nicolay op dat moment een betere Belgische keeper beschikbaar was. Dit doet echter helemaal niets af van de kwaliteiten van Boone. Hij was een uitstekende doelman die absoluut zijn plaatsje verdient bij de Brugse Goden. Zeker weten!’

Mensenhandel op het grasveld

Vergeet gokchinees Zheyun Ye of het Play-off-systeem. De nieuwe achilleshiel van het Belgische voetbal is een verhaal van uitgebuite Afrikanen, bedrogen door malafide makelaars. Hoe komt het dat dit probleem de laatste jaren zo de kop opsteekt? Wie treft er schuld? En vooral, wat is de oplossing? Een analyse.

“In Parijs aangekomen, werden we met zeven in een klein kamertje gedumpt. We hadden allemaal een toeristenvisum gekregen, dus we moesten zo snel mogelijk een club vinden. We gingen overal testen, vaak met honger. Na drie maanden verzeilden we in de illegaliteit. Onze makelaar verdween met de noorderzon. We hadden niets meer. Uiteindelijk heeft er maar één iemand zijn voetbaldroom kunnen waarmaken. Dat was ik.”

 Aan het woord is Aloys Nong. De Kameroener, die momenteel uitkomt voor eersteklasser RAEC Bergen, deed onlangs in de Waalse krant La Province het ontluisterende verhaal van zijn beginnende voetbalcarrière. Nong vertelde honderduit hoe hij en zijn kompanen zich lieten chanteren door een makelaar. “Hij zou ons voor een grote som geld laten testen bij een grote, Europese club. Indien we niet zouden betalen, konden we een voetballoopbaan definitief vergeten.”

Mislukken is geen optie

“Chantage is inderdaad een vaak voorkomende tactiek die dergelijke makelaars hanteren”, vertelt Jean-Yves Tistaert. De sociaal inspecteur op rust en mensenhandelexpert noemt Nong geen alleenstaand geval. “Ik schat dat er in België een driehonderd tot vierhonderd gelijkaardige slachtoffers van mensenhandel zijn, voornamelijk in Brussel.” Ondanks het grote aantal bedrogenen ziet Tistaert geen systematische aanpak van mensenhandel in Afrikaanse voetballers. “Tot nu toe hebben we geen crimineel netwerk kunnen detecteren. Het draait hier vooral om enkelingen die via chantage, dreigementen en valse documenten misbruik maken van de dromen van kansarme voetballers.”

“Het is een sociale schande”, meent professor emeritus arbeidsrecht Roger Blanpain. “Ongure managers richten in Afrika mee voetbalscholen op, waarna ze de talentjes Europa binnensmokkelen. Vervolgens worden die spelers overal als koopwaar aangeboden. Indien een club bereid is de voetballer in zijn team op te nemen, steekt de makelaar bovendien al het tekengeld in zijn zakken.” De problemen beginnen volgens Blanpain pas echt wanneer geen enkele club de speler wil inlijven. “Hun makelaar verdwijnt en hun visum verloopt. Die jongens worden aan hun lot overgelaten en belanden in de illegaliteit. Terugkeren naar huis doen ze niet. Mislukken is geen optie.”

Toegangspoort België

Dat deze problematiek vooral in eigen land sterk tot uiting komt, is volgens Tim Vermeulen niet verwonderlijk. In zijn masterscriptie onderzocht de historicus de migratie van Afrikaanse voetballers naar Europa. “Al in de jaren 80 richtten spelersmakelaars van bij ons zich op de Afrikaanse markt. Minderjarige jongens werden aan bodemlonen bij clubs gestald. Deze wanpraktijken werden pas aan banden gelegd door de wetgeving van 1999 en 2003, die respectievelijk de transfers van minderjarigen verbood en minimumlonen voor niet-EU-spelers installeerde.”

Deze maatregelen konden niet verhinderen dat er ook vandaag nog gevallen van economische uitbuiting gekend zijn, integendeel. “België heeft een zeer liberale wetgeving die dit type migratie in de hand werkt”, gaat Vermeulen verder. “Daarnaast hebben Belgische clubs een klein economisch draagvlak, wat hen dwingt om te investeren in goedkope Afrikaanse spelers in de hoop hen later met veel winst te kunnen doorverkopen. Gezien er geen beperkingen bestaan op het aantal niet-EU-spelers die aangekocht mogen worden, hebben bepaalde clubs dan ook veel weg van een duiventil.”

Politieke onverschilligheid

Om mensenhandelpraktijken tegen te gaan, moet het voetbaltransfersysteem herzien worden. Althans, zo meent Blanpain. “Ik pleit voor de oprichting van een soort mutualiteit of opleidingsfonds waaraan elke club bijdraagt. Wanneer een speler van club verandert, krijgt zijn gewezen team van die mutualiteit een vergoeding.” Door de transfervergoeding af te schaffen, gelooft de professor emeritus dat ook de frauduleuze praktijken in het voetbal zullen afnemen. “Het kan niet dat voetballers verkocht worden. De politieke wereld moet dringend ingrijpen, wil het de voetbalsport terug betrouwbaar maken.”

Die politieke wereld lijkt niet erg happig om structurele maatregelen te nemen tegen de mensenhandel binnen het Belgische voetbal. Zo stelde Open VLD’er Guido De Padt op 14 februari 2013 in de senaat een schriftelijke vraag omtrent het thema aan federaal staatssecretaris voor Asiel en Migratie Maggie De Block (Open VLD). Dat De Padt nog steeds op een antwoord wacht, toont aan dat de politiek geen prioriteit gemaakt heeft van de strijd tegen de problematiek. Meer zelfs, wanneer we bij het kabinet van De Block polsen om een reactie, worden we kordaat afgewimpeld. “Daarover hebben wij weinig te vertellen”, zegt woordvoerster Els Cleemput. “U gaat beter eens langs bij de federale politie.”

Ongeïnteresseerde KBVB

De politieke desinteresse maakt de rol die de nationale voetbalbonden in deze problematiek spelen alleen maar belangrijker. “Zij kunnen de clubs, de sociale diensten en de politiek sensibiliseren”, zegt Tistaert. “Klopt”, gaat Vermeulen verder. “Deze instanties trachten de ethische waarden van de voetbalsport te vrijwaren. Het terugdringen van de economische uitbuiting van spelers zou voor hen een prioriteit moeten zijn.” Bij de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) klinkt het ietwat anders. “De oplossing van dit probleem ligt niet bij de KBVB, maar bij de politieke machthebbers”, speelt KBVB-woordvoerder Stefaan Van Loock de bal terug naar de Wetstraat. “De Belgische Voetbalbond is de organisator van de competitie. Het is niet haar taak om transfers die conform de FIFA-reglementen uitgevoerd zijn, extra in vraag te stellen.”

Maar wie voert er dan wel strijd tegen de mensonterende praktijken die sommige Afrikaanse spelers moeten ondergaan? “Er zijn een aantal andere verenigingen die zich inzetten om economische uitbuiting uit het voetbal te bannen”, zo meent Tistaert. “Zo heb je onder meer de Brusselse vzw Freedom Sport of de Samilia Foundation die van de strijd tegen mensenhandel haar topprioriteit gemaakt heeft.” Aloys Nong is ambassadeur van die laatste. “Spelersmakelaars moeten voortaan beter gescreend worden”, zegt Nong. “De valsaards moeten eruit.” De Kameroense spits hoopt zo dat het geldgewin op kap van naïeve spelers een halt wordt toegeroepen. “Want eigenlijk streven Afrikaanse voetballers maar één ding na”, besluit Nong. “Een betere toekomst voor hun familie.”

Deadline 2020

Rekenen op het Europees kampioenschap voetbal 2020 om de Belgische stadionproblematiek aan te pakken, is een foute strategie. En daardoor, zo meent onze minister van sport, dreigt het Belgisch voetbal zich na de mislukte poging om het WK 2018 binnen te rijven voor een tweede keer aan dezelfde steen te stoten.

 

De aankondiging eind januari dat het EK voetbal 2020 in maar liefst dertien verschillende landen georganiseerd zal worden, klonk Steven Martens als muziek in de oren. De secretaris-generaal van de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) lanceerde prompt het idee om de finale van dit voetbalspektakel naar Europese hoofdstad Brussel te halen. Onder het mom van prestige, imago en financieel gewin trachtte Martens zo de politieke wereld te overtuigen mee te investeren in de opfrissing van het verloederde Koning Boudewijnstadion. De renovatie van deze gewezen voetbaltempel zou vervolgens een hefboom vormen voor het oplossen van alle ingewikkelde stadiondossiers waar België sinds de eeuwwisseling mee te kampen heeft.

 

Deze redenering doet verdacht veel denken aan de HollandBelgium Bid, de kandidatuur van de Lage Landen om het wereldkampioenschap voetbal 2018 naar onze contreien te halen. Ook toen werd de potentiële organisatie van een groot voetbalevenement als drijfveer gebruikt om de eigen voetbalwereld te zuiveren van al haar stadionperikelen. Het enthousiasme van bestuurders en supporters zorgde ervoor dat de politieke wereld haar, voornamelijk financiële steun aan het project wou verlenen. Via de regionale parlementen konden latere WK-stadia tot tien miljoen euro steun krijgen. Op federaal niveau verklaarde toenmalig minister van financiën Didier Reynders (MR) dat de Belgische staat zou opdraaien voor maar liefst een derde van de infrastructurele renovatiekosten, indien het wereldkampioenschap naar België en Nederland zou komen.

 

De bekendmaking eind 2010 dat het WK 2018 naar Rusland zou trekken, vormde dan ook een rem op de evolutie van de Belgische stadiondossiers. Enthousiasme maakte plaats voor teleurstelling, eersteklasseclubs staken hun stadionplannen opnieuw in de koelkast en de diverse overheden trokken hun staart in. De HollandBelgium Bid had een momentum gecreëerd om structurele oplossingen voor de stadionproblematiek door te voeren. Dat dit moment allerminst ten volle werd benut, bleek al snel na de afwijzing van de Belgisch-Nederlandse kandidatuur. De clubs en de verscheidene politieke niveaus verzeilden in een nieuwe impasse waarbij diepgaand en efficiënt overleg niet meer dan een mythe was.

 

Dit had nefaste gevolgen voor de verdere ontwikkeling van het stadionlandschap. In Brugge bikkelen club, stad, gewest en actiecomités na zes jaar nog steeds over de locatie waarop de nieuwe arena gebouwd zal worden. In Antwerpen verplicht burgemeester Bart De Wever (N-VA) Beerschot AC en Royal Antwerp FC het toekomstige stadion te delen, waarmee hij impliciet de tradities tussen beide voetbalclubs verwerpt. Een gelijkaardig scenario speelde zich tot voor kort af in Mechelen, waar de plannen voor een gemeenschappelijk stadion onlangs plaats hebben geruimd voor een nieuw complex Achter de Kazerne. Anderlecht en Waregem trachten veel politiek gebakkelei te omzeilen door in zee te gaan met de privésector, al loopt ook dit niet van een leien dakje. De enige club die zijn stadiondossier zo goed als rond heeft, is AA Gent. De Buffalo’s kenden mobiliteit-, milieu- en financieringsproblemen en zullen in juni 2013 tien jaar nodig gehad hebben om het nieuwe Arteveldestadion op poten te zetten. Zonder een structurele beleidsvisie en beter overleg tussen de verschillende actoren, gaan de andere clubs een gelijkaardig proces tegemoet.

 

Met een mogelijke EK-finale op komst doet de Belgische voetbalwereld er dan ook goed aan te leren uit de fouten van de HollandBelgium Bid. Een onwrikbaar geloof en te starre focus op dergelijk topsportevenement maakt bestuurslieden en beleidmakers blind voor de structurele problemen waar het vaderlandse voetbal mee te kampen heeft. Een stelling die zeker opgaat voor de Belgische voetbalstadia. Het is in elk geval de taak van de KBVB en haar dynamische secretaris-generaal om ervoor te zorgen dat de rush naar het EK 2020 deze houding overstijgt. Het Europees Kampioenschap is geen heiligmakend middel, maar net een doel. Een deadline als het ware die België dwingt te beseffen dat een modern voetbalstadion een noodzaak is om te overleven in het hedendaagse voetbal. Fundamenteel beleid op maat van het Belgische voetbal primeert hierbij op eenmalige prestigeprojecten. Het zou van enige wijsheid en retrospectie getuigen als de Belgische voetbalbestuurders zich, de WK-kandidatuur 2018 indachtig, in 2020 niet aan dezelfde steen zullen stoten.